Zoeken

Een andere kijk op lezen.

Leesvaardigheid in Nederland:
alles op een hoop

Alles ligt op een hoop: de uitkomsten van het PISA-onderzoek, de rol en het nut van begrijpend lezen, de belangstelling voor lezen onder jongeren, de aandacht voor literatuur en literatuuronderwijs. Het is maar een kleine greep uit de onderwerpen over lezen en leesvaardigheid in Nederland die veel aandacht krijgen in de media. Het probleem: er worden verbanden gelegd die er niet per se zijn, en die leiden weer tot misvattingen en misverstanden. Het is goed om eens enkele dingen los te trekken en in perspectief te plaatsen. Taalexpert Marcel Lemmens (auteur van Een andere kijk op lezen) dook samen met Blink in de verschillende meningen.

Inhoud:

PISA en leesvaardigheid

“Eén op de drie 15-jarigen is niet in staat om te begrijpen wat er in een tekst staat.” Zo kopte bijvoorbeeld het Algemeen Dagblad op 5 december 2023 naar aanleiding van de publicatie van het jongste PISA-rapport van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).

De krant citeert ook onderwijsminister Mariëlle Paul: “We zien al langer dat het niet goed gaat met de taal- en leesvaardigheid van leerlingen op de basisschool en middelbare school, en dit onderzoek bevestigt dat.” De krant schrijft: “Volgens haar hebben mensen juist deze basisvaardigheden ‘keihard’ nodig, om bijvoorbeeld bijsluiters van medicijnen te begrijpen of bankzaken te regelen. Daarom zet de bewindsvrouw zich in om de taalvaardigheid te verbeteren, zo gaan bijvoorbeeld ‘bibliotheken intensiever samenwerken met scholen om het leesplezier en daarmee de leesvaardigheid bij leerlingen te verbeteren’. Ook doet ze ‘er alles aan’ om het lerarentekort aan te pakken, zodat leerlingen een goede meester of juf voor de klas hebben.”

Toe maar: een derde van de leerlingen zou helemaal geen teksten kunnen lezen én er wordt een relatie gelegd met de leesvaardigheid op basisscholen, het leesplezier van leerlingen en het lerarentekort.

“Dat leerlingen (met een zwakke taalvaardigheid) minder goed zouden kunnen functioneren in de samenleving is dus slechts een waarschijnlijkheid en een risico, en niet een feit.”

Marcel Lemmens, taalexpert

Maar uit de uitkomsten van het PISA-onderzoek blijkt helemaal niet dat een derde van de onderzochte 15-jarigen niet kan lezen. In Resultaten PISA-2022 in vogelvlucht, het officiële Nederlandstalige verslag van het PISA-onderzoek, staat: “Deze leerlingen kunnen door hun zwakke taalvaardigheid waarschijnlijk minder goed functioneren op school en in de maatschappij, en lopen het risico laaggeletterd het onderwijs te verlaten.”

Dat leerlingen minder goed zouden kunnen functioneren in de samenleving is dus slechts een waarschijnlijkheid en een risico, en niet een feit. Dat is toch wat anders dan niet kunnen begrijpen wat er in een tekst staat. Toch lees je iedere keer weer dat een derde van onze 15-jarigen niet kan lezen. Onzin.

Pisa onderzoek leesvaardigheid

PISA is een onderzoek onder 15-jarigen. In het geval van PISA-2022 ook nog eens een onderzoek onder jongeren die flink te lijden hebben gehad onder de gevolgen van de coronacrisis in 2020 en 2021. Dat vertekent de cijfers, zoals ook blijkt uit de resultaten in andere landen. Wat in de berichtgeving over de PISA-cijfers ook niet expliciet wordt vermeld (maar wat wel inzichtelijk is gemaakt in Resultaten PISA-2022 in vogelvlucht) is dat alleen bepaalde vmbo-leerlingen en leerlingen in het praktijkonderwijs lager dan gemiddeld scoren op de PISA-toets.

Ik begrijp dat elke vorm van stigmatisering moet worden voorkomen, maar het is – voor zover ik het mij ook uit mijn eigen onderwijservaring kan herinneren – nooit anders geweest dan dat vooral bepaalde bb- en kb-leerlingen en leerlingen in het praktijkonderwijs moeite hadden met lezen op school, en dat ze er weinig plezier aan beleefden. Daar komt nog bij dat in deze tijd van smartphones en allerlei andere digitale afleidingen het juist voor deze groep jongeren nóg moeilijker is om zich op lezen te concentreren, zeker als ze oninteressante, irrelevante teksten moeten lezen zoals in de PISA-toets.

Hoe ziet die toets eruit? Heel veel concreet voorbeeldmateriaal van de PISA-toets is er niet te vinden, maar uit de website van PISA Nederland blijkt dat de toets uit twee onderdelen bestaat: een leestest met deels meerkeuzevragen en deels open vragen en een vragenlijst. Die leestoets is het hetzelfde voor alle leerlingen (vwo, havo en vmbo); alleen voor het praktijkonderwijs bestaat een ingekorte versie.

Interessant is dat dus nagenoeg alle leerlingen op eenzelfde niveau worden getoetst. Dat is bizar, omdat dit betekent dat bijvoorbeeld vmbo-bb-leerlingen alleen al de vragen even goed zouden moeten kunnen lezen en begrijpen als vwo- en havo-leerlingen. Op de website van PISA Nederland staan welgeteld twee voorbeeldvragen voor leesvaardigheid. De instructie van een van de vragen bij een tekst over het geven van aspirine aan kippen (!) is als volgt: “Raadpleeg het Kippengezondheidsforum aan de rechterkant. Beantwoord de vraag door een van de opties aan te klikken en typ vervolgens je toelichting.”

De vraag: “Wie heeft het meest betrouwbare antwoord op de vraag van Ivana_88 geplaatst?” Dit wordt gevolgd door vier namen en een veld met daarboven: “Geef een reden voor je antwoord.” De tekst is behoorlijk saai en voor de meeste leerlingen vermoedelijk volstrekt oninteressant, maar alleen al de vraagstelling zal zeker voor sommige bb-leerlingen pittig zijn (‘raadpleeg’, ‘opties’, ‘vervolgens’). Dit betekent dat je hiermee niet alleen het begrip van een tekst toetst, maar zeker ook het begrip van de vraag. Is dat eerlijk?

Jongeren en ontlezing

“42% van de Nederlandse jongeren vindt lezen tijdverspilling”, zei tv-presentator Twan Huys een paar jaar geleden in een uitzending van Buitenhof (waarover later meer) naar aanleiding van het PISA-onderzoek over het jaar 2018.

Als je de uitkomsten van het PISA-onderzoek moet geloven, is het hopeloos gesteld met de leesvaardigheid en belangstelling voor lezen onder jongeren. Ontlezing is het grote angstbeeld in de media. Een kleine greep uit de vele koppen:

  • “Jongeren lezen het minst en steeds minder, ook boeken”
  • “Leescrisis onder Nederlandse jeugd baart taalexperts grote zorgen”
  • “Ontlezing onder jongeren: is digitalisering de boosdoener?”
  • “Jammer, die ontlezing, want boeken kunnen de wereld redden”
  • “De leescrisis is als de klimaatcrisis: er moet nú iets gebeuren. Maar wat?”

Zet dit nu eens af tegen drie andere citaten. Het eerste is van de Stichting Lezen (2022) en het tweede en het derde komen uit een artikel in de Volkskrant van 26 januari 2024:

  • “Nederlanders zijn in vergelijking met andere Europeanen fervente boekenlezers. 86% van de bevolking boven de 15 jaar leest in 2013 weleens in een boek. Dit is een lichte stijging ten opzichte van de 84% in 2007, maar fors hoger dan het Europese gemiddelde van 68% (72% in 2007). Op de Europese ranglijst staat Nederland tweede.”
  • “Met ontlezing loopt het zo’n vaart niet. De veelgenoemde ontlezing is in de harde cijfers nog niet echt terug te zien. Dat is met dank aan de De zeven zussen van Lucinda Riley, waarvan het laatste deel (Atlas) in 2023 verscheen, en het grote aantal verkochte zelfhulpboeken.”
  • “De jeugd leest stug door. Het zal niet alleen aan #BookTok liggen (boekentips op TikTok), maar in tegenstelling tot wat u misschien denkt, bevinden zich onder tieners en twintigers minder ‘nooitlezers’ dan onder vijftigers. Van de 14- tot 24-jarigen leest 13 procent nóóit een boek, dat is het minst van alle leeftijdsgroepen.”

Wat moet ik hier nog over zeggen? Je hebt cijfers en je hebt cijfers. Misschien vind je dat De zeven zussen en zelfhulpboeken niet meegerekend zouden moeten worden, maar dat is dan toch een heel beperkte blik op lezen.

Begrijpend lezen en leesvaardigheid

“Een op de drie 15-jarigen in Nederland is onvoldoende geletterd. Hoe komt dat? De pijlen richten zich op begrijpend lezen. Cor Aarnoutse stond aan de basis van dat vak en weet waar het misgaat – en hoe het beter kan.” Dat stond 28 februari 2024 in de Volkskrant.

Zoals je ziet, begint ook Haro Kraak, de schrijver van het artikel, met een vertekend beeld van de resultaten van het PISA-onderzoek. Bovendien legt hij direct een verband met begrijpend lezen. Dat is verwarrend, omdat Cor Aarnoutse blijkbaar de grondlegger is van begrijpend lezen in het basisonderwijs en in de rest van het lange artikel gaat het ook alleen over begrijpend lezen op de basisschool. PISA onderzoekt alleen de leesvaardigheid van 15-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs. Dat is nogal een verschil.

Leesvaardigheid in nederland

Nu is het wel zo dat met de actualisatie van de kerndoelen voor Nederlands leesvaardigheid in het primair onderwijs (po) en het voortgezet onderwijs (vo) elkaar opvolgen. Bovendien zijn de soorten vragen voor begrijpend lezen in het po net zo vreselijk als die in het PISA-onderzoek, bij veel leesteksten in het vo en in het centraal examen in het vo (losse, arbitraire teksten die op geen enkele manier aansluiten bij de belangstelling van kinderen en jongeren).

Toch gaat het hier echt om twee verschillende soorten onderwijs en twee verschillende soorten leerlingen. Zo zitten in het primair onderwijs leerlingen van alle niveaus bij elkaar; op de meeste vo-scholen worden leerlingen juist direct vanaf klas 1 in ‘niveaus’ ingedeeld: praktijkonderwijs, vmbo (theoretisch, gemengde leerweg, kader en basis), havo, vwo en gymnasium.

Verder is begrijpend lezen op veel basisscholen een apart onderdeel van het curriculum, maar in het vo valt (de beoordeling van) lezen onder het vak Nederlands en de vreemde talen. Leesvaardigheidsonderwijs wordt in het vo dan ook alleen door taaldocenten aangeboden en beoordeeld. Er zijn weliswaar vo-scholen met zogeheten CLIL-onderwijs (Content and Language Integrated Learning), wat inhoudt dat taal en inhoud elkaar versterken, maar die onderwijsvorm is niet heel gangbaar. In het po worden bijvoorbeeld taal en wereldoriëntatie wel steeds meer geïntegreerd aangeboden, en dat soort thematisch onderwijs is een uitstekende ontwikkeling.

Literatuur en leesvaardigheid

In discussies over de situatie rondom leesvaardigheid valt ook nogal snel het woord ‘literatuur’. Het begrip speelt ook een belangrijke rol in de geactualiseerde kerndoelen voor Nederlands, voor zowel het po als het vo. Literatuur wordt daarin als volgt gedefinieerd: “Literatuur is een onderdeel van fictie. Het gaat hierbij om teksten die de werkelijkheid verbeelden met taal als voornaamste medium, al dan niet op schrift, waarbij literaire middelen zijn ingezet. Vanouds worden drie literaire hoofdvormen onderscheiden: epiek (verhalen), lyriek (gedichten en liedjes) en dramatiek (toneel).”

In enkele kerndoelen wordt de toepassing van literatuur verder uitgediept. Zo staat in kerndoel 1 voor zowel po als vo dat de school ervoor moet zorgen dat leerlingen in aanraking komen met “een divers en actueel aanbod van literatuur binnen een vaste leesroutine”. In kerndoel 16 staat dat leerlingen in de onderbouw van het vo “verkennen hoe literatuur door de eeuwen heen wordt doorgegeven” en kerndoel 18 stelt dat zowel po- als vo-leerlingen “genrekenmerken van literatuur” verkennen. Vooral de laatste lijkt mij behoorlijk ambitieus voor po-leerlingen.

Mijn boek Een andere kijk op lezen (2023) bevat een uitgeschreven gesprek tussen Adriaan van Dis en Twan Huys in het tv-programma Buitenhof. Van Dis houdt daarin een warm pleidooi voor het lezen van boeken, wat op zich niet bijzonder is. Van Dis is immers zelf een romanschrijver én in de media gaat het in discussies over leesvaardigheid bijna altijd over ‘boeken’. Sterker nog, het gaat te vaak over literatuur en niet over non-fictie. Van Dis maakt zich in het gesprek zorgen over de leesvaardigheid van kinderen en jongeren, zoals zo veel schrijvers en leesdeskundigen zich daar zorgen over maken.

Toch gaat er iets mis. Van Dis vindt het naar eigen zeggen belangrijk dat vakmensen die bij hem een warmtepomp komen aansluiten, goed kunnen lezen en dat verzorgers die hem medicijnen moeten toedienen “het verschil weten tussen 0,1 ml en 0,01 ml”. Vervolgens komt hij in het gesprek al snel uit bij literatuur en jeugdliteratuur en bij zijn eigen jeugd. Heel mooi, maar hij gaat er ten onrechte van uit dat (a) alle kinderen in een leesomgeving opgroeien en ouders of familieleden hebben die voorlezen en (b) er een directe relatie is tussen enerzijds het kunnen lezen van bijsluiters en gebruiksaanwijzingen en anderzijds het aanbod van literatuur op school.

Wat betreft dat laatste: hoeveel literatuur krijgen vakmensen van de toekomst feitelijk aangeboden in het beroepsonderwijs? En hangt het zorgvuldig installeren van een warmtepomp af van kennis van genrekenmerken van literatuur? Wees toch eerlijk: veel praktisch geschoolde Nederlanders hebben heel weinig ‘literatuur’ meegekregen op school en toch functioneren ze prima.

Leesvaardigheid ontrafeld

We leven in een talige wereld. Natuurlijk is het daarom belangrijk dat alle kinderen en jongeren goed kunnen lezen, maar dat betekent niet automatisch dat leesvaardigheid afhankelijk is van belangstelling voor literatuur. Bovendien: wat is literatuur nou precies? Vallen volgens de definitie van literatuur in de nieuwe kerndoelen ook bijvoorbeeld thrillers of Engelstalige youngadultboeken onder dat kopje? Voor veel docenten in het vo zeker niet. En ja, romans en verhalen lezen is heerlijk als je er echt plezier aan beleeft. Maar dat geldt ook voor stripverhalen en vakbladen.

Cruciaal is dat vooral kinderen in het basisonderwijs een stevig leesfundament (kunnen) leggen, zodat ze aan het einde van de basisschool een eerlijke verwijzing naar het vervolgonderwijs krijgen. Laat die verwijzing in vredesnaam niet gebaseerd zijn op het veelgebruikte maar ellendige ‘begrijpend lezen’ met willekeurig gekozen teksten en meerkeuzevragen, maar op uitdagend en spannend lezen in een betekenisvolle context. Op lezen waar leerlingen plezier aan beleven.

En het voortgezet onderwijs? Dat vormt een wezenlijk kader voor een stap naar volwassenheid en naar een weloverwogen carrière-afslag, maar we moeten eens ophouden met het gejeremieer over die verdraaide PISA-cijfers. Het PISA-onderzoek is niet meer dan een low-stake momentopname waar Nederlandse jongeren weinig waarde aan hechten, zo schrijft ook Kim Fairley van de Radboud Universiteit in de Volkskrant van 5 maart 2024.

Dat PISA-cijfers niet alles zeggen, blijkt ook uit de gesprekken die ik voor Een andere kijk op lezen heb gevoerd met dertien economisch actieve volwassenen. Daar zitten ook vakmensen bij die op 15-jarige leeftijd wellicht laag hadden gescoord op de PISA-index en toch functioneren ze prima in de samenleving.

“Cruciaal is dat vooral kinderen in het basisonderwijs een stevig leesfundament (kunnen) leggen, zodat ze aan het einde van de basisschool een eerlijke verwijzing naar het vervolgonderwijs krijgen.”

Marcel Lemmens, taalexpert

Portretfoto Marcel Lemmens

Mijn oproep is vooral: laten we alle informatie en alle cijfers over de leesvaardigheid van Nederlandse kinderen en jongeren steeds goed analyseren en in perspectief plaatsen. En laten we niet steeds weer alles op één hoop gooien maar juist ontrafelen. Bekijk en onderzoek eerst elk aspect van lezen apart en formuleer op basis daarvan een evenwichtig en eerlijk leesbeleid voor iedereen.

 

Marcel Lemmens is auteur van Een andere kijk op lezen. Mythen, metingen en meningen over lezen ontrafeld (2023).

Ontdek de kracht van beter leren.
Blink maakt gebruik van cookies

Met behulp van deze cookies kunnen we informatie verzamelen over het gebruik van de website, onder andere om deze te analyseren en te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om je buiten onze website relevante aanbiedingen te tonen. En worden er tracking cookies geplaatst door social media-netwerken. Door op 'Ok' te klikken stem je in met het plaatsen van cookies. Wil je niet alle soorten cookies toestaan, klik dan op 'Cookie instellingen aanpassen'. Meer informatie over cookies.

Wij gebruiken de volgende cookies:

We slaan je instellingen op in een cookie. Wil je later je instellingen wijzigen? Verwijder dan de cookies via je browser.

Cookie instellingen