“Stel de nieuwsgierigheid van leerlingen centraal”
Leren gaat veel verder dan alleen kennis opslaan in je brein. Iets echt goed begrijpen gebeurt dankzij ervaringen. Prof. dr. Harold Bekkering, hoogleraar sociaal-cognitieve neurowetenschappen aan het Donders Instituut voor Hersenen, Cognitie en Gedrag van de Radboud Universiteit Nijmegen, vertelt hoe dit zit en hoe je ‘ervaren’ vertaalt naar het klaslokaal.
Welke rol speelt ervaren bij de manier waarop we leren?
“Leren betekent dat je iets wat in de buitenwereld plaatsvindt, moet opslaan in je hersenen. Dat is een hele uitdaging. Dankzij taal kun je de kennis over wat je ziet of meemaakt duiden. Je kunt met behulp van taal bijvoorbeeld uitleggen wat voorzetsels zijn. Maar het werkt nog veel beter om een stoel te pakken en op de stoel te gaan zitten. Als je met je lichaam meedoet, onthoud je woorden beter omdat je lichaam één groot zintuig is. De uitdaging is wel: verzin een oefening die echt bijdraagt aan het begrip en het leerdoel.”
Dus ook het leren van taal wordt beïnvloed door ervaringen?
“Zeker. Door ervaringen die samenhangen met je lichaam en die voor iedereen anders zijn. Stel: je moet het woord pirouette leren. Als je zelf geen danser bent, maak je je daar een voorstelling van, maar echt begrijpen doe je het niet. Een danser weet precies hoe je moet bewegen. Een woord betekent dus voor iedereen iets anders, afhankelijk van je ervaringen. Hoe rijker die ervaringen, hoe beter je dat woord gaat begrijpen.
Daarom vind ik de insteek om taal te koppelen aan wereldoriëntatie heel goed. Daarmee maak je duidelijk: taal is niet alleen symbolisch, het gaat juist over alles wat er in de wereld gebeurt.”
Hoe vertaal je ‘ervaren’ naar de lespraktijk?
“Als een leerkracht iets heel beeldend vertelt, komt het beter binnen bij leerlingen. Ze verwerken het beter en slaan het dieper op. Met taal kun je die verbeelding aanwakkeren. Het helpt ook om anderen te laten bijdragen, bijvoorbeeld door middel van een rollenspel in de klas. Hoe actiever je je les maakt, hoe meer zintuigen leerlingen gebruiken en hoe beter ze een beeld kunnen opbouwen.
Stel: je wilt het over breuken hebben bij rekenen. Gooi dan eens een bord kapot in de klas. Leerlingen zien dan dat er eerst één bord was, en daarna verschillende stukken die gecombineerd een geheel vormen. Als leerlingen dat bord zelf mogen stukgooien, snappen ze het nog beter. Iets visualiseren, gekoppeld aan een actie, werkt veel beter dan alleen het uitleggen van begrippen.”
“Probeer het plezier in taal en de nieuwsgierigheid te vergroten. Vinden leerlingen een boek niet leuk? Vraag waarom ze dat vinden. Juist een discussie over de karakters van personages is leerzaam. Maak voortdurend duidelijk dat er nog zoveel te ontdekken valt.”
prof. dr. Harold Bekkering
Welke inzichten over leren zijn nog meer toepasbaar in de les?
“We weten dat het werkt als je een leerling autonomie geeft. Laat leerlingen daarom zelf kiezen welk boek ze gaan lezen. Je boekt meer vooruitgang als je iets zelf mag bepalen, daar richt je je aandacht meer en beter op. Dus als je je leerlingen een half uur wilt laten lezen, helpt het ze zelf te laten bepalen wanneer ze dat doen.
Ook verbondenheid is belangrijk: het besef dat wat ze leren niet alleen voor hen belangrijk is, maar ook voor anderen. Betrek daarom iedereen bij een discussie over het verschil tussen zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden. Door iets met elkaar te bespreken wordt het betekenisvol. In je eentje is het lastig om te bepalen of iets zinnig is om te leren, maar als een vriendin meedoet, zul je eerder vinden dat het nuttig is om het verschil tussen naamwoorden te kennen.”
Wat zijn vanuit de neurowetenschap basisvoorwaarden om te kunnen leren?
“Een veilige omgeving is heel belangrijk: een klas waarin je fouten mag maken en kunt ontdekken. Als je gestrest bent, houdt je prefrontale cortex ermee op en neemt je stresssysteem het over. Je lichaam denkt dan: ga ik vechten, vluchten of bevriezen? Als leraar moet je ervoor zorgen dat leerlingen in een veilige sfeer zonder stress kunnen leren, anders slaan ze niets op.
In het leesonderwijs krijgen leerlingen al snel een label, wat voor een onveilig gevoel kan zorgen. Als je een zonnetje bent doe je het goed, maar als maantje moet je extra oefenen. Terwijl mensen niet graag dingen doen waar ze niet goed in zijn. Het is veel beter om je te richten op hoeveel leerlingen groeien, zonder ze met anderen te vergelijken.”
Hoe ‘doet’ het huidige taal- en leesonderwijs het, kijkend naar al deze inzichten?
“Het is veel te weinig op ervaringen gericht en veel te veel op feiten en kennis. Sommige leerlingen kunnen daarmee uit de voeten en ontwikkelen zich. Maar andere leerlingen, die niet goed zijn in exact doen wat er gevraagd wordt, zullen afhaken en zich taalkundig veel minder ontwikkelen.
Ik zou willen pleiten voor het centraal stellen van de nieuwsgierigheid van de leerlingen. Dat doen veel leraren natuurlijk al, maar ik bedoel daarmee ook het uitlokken van reacties. Vinden leerlingen een boek niet leuk? Vraag waarom ze dat vinden. Juist een discussie over de karakters van personages is leerzaam. Probeer het plezier in taal en de nieuwsgierigheid te vergroten. Maak voortdurend duidelijk dat er nog zoveel te ontdekken valt.
Het gevoel van competentie is hierbij erg belangrijk. Je verliest je nieuwsgierigheid als je bang bent om op ontdekkingstocht te gaan, of als je het gevoel hebt dat je iets niet goed kunt. Benoem daarom de vooruitgang van leerlingen op individueel niveau. Wat konden ze eerst niet en nu wel, wat hebben ze geleerd? Sommige leerlingen zullen zich misschien met elkaar blijven vergelijken, maar probeer je lessen zo vrij en speels te maken dat leerlingen vooral hun individuele plezier in taal zien groeien.”
Ontdek onze visie op taal
Begrijpend lezen, technisch lezen, woordenschat, grammatica, spelling, schrijven, taalbeschouwing… Het taal- en leesonderwijs op de basisschool bestaat uit een grote brij aan losse vakken en lesonderdelen. Bij Blink geloven we dat dit anders kan. Met de wereld als basis van het taalonderwijs. Want pas als je al die losse onderdelen met elkaar verbindt, gaan kinderen het grotere plaatje zien.