Hoofdstuk 2. Koopgoot.
Tet, je bent er nog! Nix-i is mijn ruimteschipdier, ze lijkt nog het meest op wat jullie aardbewoners een hond noemen. Ze is geel gestreept, komt ongeveer tot jouw knie en heeft een rond snoetje met een lichtgevende neus. Haar drie groene ogen kijken dwars door je heen en bovenop haar rug wiebelt een rij met de stekeligste stekels van het heelal. Als ze blij is, flappert ze met haar oren en als ze HEEL blij is, schieten er oranje vonkjes uit haar staart. O ja, en ze is dus heel erg nieuwsgierig. Ze is vast achter iets aangerend, vlak voor ik vanmorgen het luik van mijn ruimteschip dichtdeed.
Volgens mij kijk jij nu om je heen, maar mensenkind, jij kunt Nix-i natuurlijk ook niet zien, hè. Ze is net als ik, onzichtbaar voor mensen. Misschien… heel misschien, kun je haar wel ruiken! Hoe moet ik dat uitleggen? Eh… Nix-i ruikt naar een ingeslagen komeet op Z-a-Fair. Je weet wel, die planeet met al die vlamwezens en kolkende moerassen. O nee, die hebben jullie nog niet ontdekt.
Denk dan maar aan een afgestreken lucifer. Beter gezegd: aan een heel pákje afgestreken lucifers. Of nee, nu weet ik het! Nix-i ruikt naar vuurwerk. Naar rodedwergrotjes en zwartegatpoeder. Maar dan veel sterker. Ruik je dat?
Wacht eens even… DAAR! ACHTER JE! Ik zie haar! Ze doet weer eens buitenaards druk.
Mensenkind, Nix-i is heel dichtbij je. PAS OP! Straks loopt ze je omver!