Zoeken

Leerdoelenoverzicht

In dit overzicht vind je de leerdoelen per les in een lessenserie terug. Ook zie je welke vaardigheden in een lessenserie aan bod komen.

Selecteer het gewenste lesniveau (vmbo, havo of vwo) en download ook de jaarplanningen. Een toelichting op de complete leerlijn vind je onderaan het overzicht.

De leerdoelen komen in leerjaar 1 en 2 voor 99% overeen in alle edities. In één klas kunnen leerlingen op verschillende niveaus werken (bijvoorbeeld vmbo-gt of havo) en toch dezelfde leerdoelen halen. Alleen de manier waarop (de uitwerking in opdrachten) verschilt. Vanaf leerjaar 3 verschillen de leerdoelen per niveau bij de meeste lessenseries.

Selecteer niveau

De reddende rechter

Grammatica 3

Lesdoelen
Les 1
  • Kennis ophalen uit Grammatica 1 en 2 op: werkwoorden kunnen één, twee of drie rollen uitdelen (aan het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp).
  • Oefenen met de rollen die een werkwoord in de zin uitdeelt.
  • Herkennen van het meewerkend voorwerp.
  • Maken van de zelftest.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.
Les 2
  • Ontdekken op welke vragen een bijwoordelijke bepaling antwoord kan geven.
  • Ontdekken dat een bijwoordelijke bepaling vaak met een voorzetsel begint.
  • Herkennen kenmerken van de bijwoordelijke bepaling.
  • Zoeken de bijwoordelijke bepalingen in teksten.
  • Maken van de zelftest.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.
Les 3
  • Ontdekken dat een naamwoordelijk gezegde een kenmerk van het onderwerp weergeeft.
  • Oefenen met het verschil tussen het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde.
  • Maken van de zelftest.
  • Markeren van het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.
Les 4
  • Bepalen wat de bouwstenen van zinnen zijn aan de hand van werkwoordgroepjes.
  • Vaststellen van het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
  • Herkennen van voegwoorden.
  • Onderscheiden van hoofdzin en bijzin.
  • Maken van de zelftest.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.
Les 5
  • Ontdekken dat het onderwerp niet altijd de handeling in de zin verricht.
  • Ontdekken dat in een zin niet altijd staat wie of wat de handeling verricht. Een door-bepaling kan deze informatie toevoegen.
  • Herkennen van kenmerken van de lijdende vorm.
  • Maken van de zelftest.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.
Les 6
  • Ontdekken welke woorden een bezit aangeven.
  • Ontdekken welke woorden naar mensen verwijzen zonder de eigennaam te gebruiken.
  • Oefenen en ontdekken dat bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden dezelfde vorm kunnen hebben.
  • Maken van de zelftest.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.
Les 7
  • Ontdekken welke vragende voornaamwoorden er zijn, en wat het verschil is tussen zelfstandig en bijvoeglijk gebruik.
  • Ontdekken dat vragen niet per se een vragend voornaamwoord nodig hebben.
  • Ontdekken hoe je met taal iets aanwijst zonder je vinger te gebruiken.
  • Maken van de zelftest.
  • Oefenen in de digitale leerlingomgeving.

Grammatica 2

Lesdoelen
Les 1
  • Ontdekken wat de persoonsvorm voor zinsdeel is
  • Herkennen van de persoonsvorm in allerlei soorten zinnen
  • Vertellen of een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat
  • Vertellen of de PV in het meervoud staat of in het enkelvoud
Les 2
  • Ontdekken dat iedere zin is opgebouwd uit zinsdelen
  • Ontdekken dat ieder zinsdeel een stukje informatie toevoegt aan de zin
  • Ontdekken hoe je zinsdelen kunt herkennen
  • Verschillende soorten zinnen kunnen verdelen in zinsdelen
Les 3
  • Ontdekken wat het werkwoordelijk gezegde voor zinsdeel is
  • Kunnen herkennen van het werkwoordelijk gezegde in allerlei soorten zinnen (enkelvoudig en
    samengestelde zinnen)
  • Ontdekken dat verschillende werkwoordsvormen (pv, vd en inf) deel uit kunnen maken van het wg
  • Ontdekken dat delen van splitsbare werkwoorden ook deel uit maken van het wg
  • Ontdekken dat ‘te’ en ‘aan het’ voor het infinitief ook bij het wg horen
Les 4
  • Ontdekken wat het onderwerp van zinnen is
  • Het onderwerp op meerdere plaatsen in de zin herkennen
  • Ontdekken dat het onderwerp en pv bij elkaar horen
Les 5
  • Ontdekken wat het lijdend voorwerp voor zinsdeel is
  • Het lijdend voorwerp in een zin kunnen herkennen en benoemen
  • Ontdekken dat een werkwoord rollen uitdeelt, zoals die van het lijdend voorwerp en het onderwerp
  • Zelf voorbeeldzinnen met een lijdend voorwerp maken
  • Ontdekken dat in een zin met gebiedende wijs ook een lijdend voorwerp kan voorkomen

Kennismaking literatuurgeschiedenis

Grammatica 1

Lesdoelen
Les 1
  • Verschillende woordsoorten kunnen herkennen
  • Verschillende soorten woorden bij elkaar kunnen zetten
Les 2
  • Zelfstandige naamwoorden kunnen herkennen (concreet en abstract)
  • Lidwoorden kunnen herkennen
Les 3
  • Ontdekken wat het bijvoeglijk naamwoord voor woordsoort is
  • Kunnen herkennen van bijvoeglijk naamwoorden in allerlei soorten zinnen
  • Bijvoeglijke naamwoorden kunnen bedenken bij zelfstandige naamwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden juist kunnen schrijven
Les 4
  • Ontdekken wat het (zelfstandig) werkwoord is
  • Het (zelfstandig) werkwoord in de zin herkennen
  • Het splitsbare werkwoord ontdekken
Les 5
  • Kunnen ontdekken wat een hulpwerkwoord is
  • Het hulpwerkwoord kunnen herkennen in verschillende soorten zinnen
  • Het hulpwerkwoord herkennen in verschillende vormen (pv en inf)
  • Het hulpwerkwoord zelf gebruiken in een zin

Woordkunst

Lesdoelen
Les 1
  • Aandachtig kunnen kijken en luisteren naar een informatief filmpje
  • Een kijk- en luisteropdracht kunnen maken
  • De betekenis van moeilijke woorden kunnen halen uit de context (of een andere strategie kunnen gebruiken)
  • Een klassengesprek kunnen voeren over de overeenkomsten tussen poëzie en rap
  • Overeenkomsten kunnen benoemen tussen lied en gedicht aan de hand van eigen gevonden teksten
Les 2
  • Een klassengesprek kunnen voeren over rijm, de soorten rijm en de noodzaak van rijm
  • De betekenis van moeilijke woorden kunnen halen uit de context (of een andere strategie kunnen gebruiken)
  • De rijmsoorten eindrijm, beginrijm, middenrijm, overlooprijm, assonantie en alliteratie leren kennen en herkennen
  • Rijmwoorden uit teksten kunnen halen
  • Zelf een gedicht leren maken en rijmsoorten kunnen toepassen
Les 3
  • Aandachtig kunnen kijken en luisteren naar een informatief filmpje
  • Het begrip strofe kunnen herkennen en toepassen in gedichten
  • Verschillende rijmschema’s kunnen herkennen
  • Het rijmschema kunnen toepassen op je eigen gedicht
  • De betekenis van moeilijke woorden kunnen halen uit de context (of een andere strategie kunnen gebruiken)
Les 4
  • Aandachtig kunnen kijken en luisteren naar een informatief filmpje
  • Woordspelingen kunnen herkennen
  • Verschillende stijlfiguren kunnen herkennen
  • Stijlfiguren kunnen toepassen op je eigen gedicht
  • Het thema in een eigen gedicht kunnen herkennen en een woordweb kunnen maken
  • De betekenis van moeilijke woorden kunnen halen uit de context (of een andere strategie kunnen gebruiken)
Les 5
  • Een moodboard kunnen maken voor een gedicht
  • Aandachtig kunnen kijken en luisteren naar een informatief filmpje
  • Op basis van een moodboard zelf een gedicht kunnen maken en rijmsoorten kunnen toepassen
  • De betekenis van moeilijke woorden kunnen halen uit de context (of een andere strategie kunnen gebruiken)
Les 6
  • Aandachtig kunnen kijken en luisteren naar een informatief filmpje
  • Een filmpje kunnen bekijken ter inspiratie van een eigen voordracht
  • Een eigen gedicht kunnen voordragen/presenteren voor de klas

Woordenschat

Lesdoelen
Les 1
  • Het belang van een grote en actieve woordenschat kunnen benoemen
  • Kunnen bedenken hoe de woordenschat vergroot kan worden
Les 2
  • Moeilijke woorden uit een tekst kunnen halen
  • Deel kunnen nemen aan een klassengesprek over strategieën voor moeilijke woorden
  • De strategie woorden schatten kunnen toepassen
  • De strategie overtreffende trap kunnen toepassen
Les 3
  • Moeilijke woorden uit een tekst kunnen halen
  • De strategie ‘het ordenen van woorden’ toepassen
  • De strategie woordvierkant toepassen
  • De strategie beeld (tattoo) toevoegen aan een woord toepassen
Les 4
  • Discussiëren over het verschil tussen schooltaalwoorden en vaktaalwoorden
  • Voorbeelden kunnen geven van school- en vaktaalwoorden
  • De strategie synoniem en antoniem kunnen toepassen
  • De strategie kenmerkenschema kunnen toepassen
Les 5
  • Moeilijke woorden uit een kunnen (fictie)tekst halen
  • De strategie synoniem en antoniem kunnen toepassen
  • De geleerde strategieën toe kunnen passen
Les 6
  • De strategie contextverhaal schrijven toepassen
  • De spelstrategieën kwartet, memory, mindmap, kruiswoordpuzzel en woordzoeker toepassen
  • De toetsstrategieën Kahoot, Trivia Crack, WRTS, Wie ben ik? en Overhoren New Style kunnen toepassen

Verzwegen

Lesdoelen
Les 1
  • De verschillen tussen dagboeken en vlogs kunnen benoemen
  • Een woordenboekomschrijving voor het woord ‘vlog’ kunnen maken
  • Kunnen benoemen wat voor soorten vlogs er zijn en hoe je een vlog maakt
Les 2
  • Aan de hand van een nieuwsuitzending aantekeningen kunnen maken, discussiëren en vragen beantwoorden
  • Samen een verhaal kunnen lezen
  • Het maken van een vlog kunnen voorbereiden
Les 3
  • Feedback kunnen geven en ontvangen op elkaars vlogs
Les 4
  • Reacties kunnen bekijken op de vlog
  • Samen een verhaal kunnen lezen
  • Op basis van verkregen informatie een tweede vlog kunnen voorbereiden d.m.v. vragen stellen
Les 5
  • Informatie kunnen halen uit reacties uit vlogs en deze kunnen beoordelen op betrouwbaarheid
  • De juiste Google-hits kunnen selecteren en gebruiken voor betrouwbare informatie
  • Het kunnen schrijven van een zakelijke e-mail
Les 6
  • Op basis van de reactie op een e-mail een plan kunnen bedenken voor verder onderzoek
  • Samen een verhaal kunnen lezen
  • Een dagboekfragment kunnen analyseren op taalgebruik
  • Een deel van een dagboekfragment kunnen herschrijven naar modern taalgebruik
Les 7
  • Verschillende fictiefragmenten kunnen lezen en analyseren op taalgebruik
  • Gesprekken kunnen voeren
  • Personen en gebeurtenissen kunnen beschrijven
  • Een gedicht kunnen schrijven
Les 8
  • Een gedicht kunnen voorlezen
  • Een nieuwsuitzending kunnen begrijpen
  • Een interview kunnen voorbereiden
Les 9
  • Voor een interview open en gesloten vragen kunnen stellen en vragen beantwoorden
  • Een interview kunnen presenteren
  • Kunnen reflecteren op de eigen voortgang

Prank

Lesdoelen
Les 1
  • De leerlingen doen een opwarmoefening: ze maken een verhaal door om de beurt een woord te zeggen.
  •  Ze bekijken video’s met opvallende spreekmomenten.
  • Ze maken een eerste reflectieopdracht.
  • Ze bereiden de bankjesopdracht voor.
  • Ze spelen de bankjesopdracht.
  • Ze bekijken een video.
  • Ze werken aan hun portfolio-opdracht.
Les 2
  • De leerlingen bekijken een video.
  • Ze doen een opwarmoefening: ze bedenken citaten bij foto’s.
  • Ze lezen deel 1 van een fictieverhaal.
  • Ze bereiden het uitbeelden van een foto voor.
  • Ze beelden de foto-opdracht op of vertellen wat er te zien is.
  • Ze lezen deel 2 van een fictieverhaal.
  • Ze werken aan hun portfolio-opdracht.
  • Ze kunnen aan de verdiepingsopdracht over de betekenis van ad rem werken.
Les 3
  • De leerlingen lezen deel 3 van een fictieverhaal.
  • Ze doen een opwarmoefening: vijf minuten schrijven met verwerking van vijf woorden.
  • Ze bereiden een spreekbeurtopdracht voor.
  • Ze voeren de spreekbeurtopdracht uit.
  • Ze werken aan hun portfolio-opdracht.
  • Ze kunnen aan de verdiepingsopdracht over stijlfiguren met spottende toon werken.
Les 4
  • De leerlingen bekijken een video.
  • Ze bereiden de oefening ‘Je eruit kletsen’ voor.
  • Ze doen de oefening ‘Je eruit kletsen’.
  • Ze bepalen en bespreken de afloop van het verhaal.
  • Ze werken aan hun portfolio-opdracht.
  • Ze kunnen aan de verdiepingsopdracht over stopwoorden werken.
Les 5
  • De leerlingen bekijken video’s over interviewen.
  • Ze bespreken de stappen om een interview voor te bereiden.
  • Ze bereiden een interview voor.
  • Ze nemen een interview af (eventueel als huiswerkopdracht).

 

Verhaal 2 (hybride)

Verhaal 2 van leerjaar 4 is nog in ontwikkeling. Zodra de lesdoelen bekend zijn zullen deze worden opgenomen in dit overzicht.

De reddende rechter

Verdacht

Lesdoelen
Les 1
  • Kritisch kunnen kijken
  • Fictie kunnen lezen
Les 2
  • Begrippen getuigenverklaring, personage en non-verbaal kennen
  • Lichaamstaal kunnen herkennen
  • Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
  • Kunnen overleggen over de rolverdeling
  • Aantekeningen kunnen maken
  • Verslag kunnen uitbrengen
Les 3
  • Lichaamstaal kunnen herkennen
  • Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
  • Kunnen overleggen volgens rolverdeling
  • Aantekeningen kunnen maken
  • Verslag kunnen uitbrengen
Les 4
  • De regels voor een zakelijke e-mail kennen
  • De regels voor een zakelijke e-mail kunnen toepassen
  • Onderscheid kunnen maken tussen formeel en informeel taalgebruik
  • Een zakelijke boodschap kunnen formuleren
  • Een zakelijke e-mail kunnen schrijven
  • Kunnen gebruikmaken van spellings-hulpmiddelen
  • Feedback kunnen geven en ontvangen
  • Weten wat feedback is
  • Tekst kunnen herschrijven op basis van feedback
  • Een goede ‘spellingattitude’ kunnen aannemen
Les 5
  • Verschillende leesmanieren kunnen toepassen: zoekend en globaal lezen
  • Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
  • De inhoud van een politiedossier kennen
  • Relaties tussen tekstdelen kunnen leggen
  • Kritisch kunnen lezen
  • Kunnen samenvatten
  • Informatie in teksten kunnen verwerken en interpreteren
Les 6
  • Begrippen reconstructie en motief kennen
  • Kunnen discussiëren volgens regels
  • Een gesprek kunnen voeren
  • Informatie kunnen ordenen
  • Conclusie kunnen trekken op basis van gesprekken en bronnen
Les 7
  • Een passende presentatievorm kunnen kiezen
  • Een presentatie kunnen voorbereiden
  • Afspraken kunnen maken en taken kunnen verdelen
Les 8
  • Kunnen presenteren
  • Kritisch kunnen kijken, luisteren en beoordelen
  • Feedback kunnen geven en ontvangen
Les 9
  • Kunnen reflecteren op de eigen voortgang

Taalwondertjes (stijlmiddelen en beeldspraak)

Lesdoelen
Les 1
  • De leerlingen denken na over de titel en het beeld van de les.
  • Ze kijken naar een fragment uit een cabaretvoorstelling (Ali B).
  • Ze voeren een klassengesprek over taalgebruik.
  • Ze beschrijven een situatie in steeds andere woorden.
  • Ze denken na over soorten stijlmiddelen.
  • Ze bekijken de zeven categorieën stijlmiddelen die PLOT26 onderscheidt.
  • Ze kijken naar een filmpje van Arjen Lubach over metaforen van politici.
  • Ze lezen de toolboxen over beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie) en over stijlmiddelen met groter en kleiner maken (eufemisme, understatement, overdrijving).
  • Ze kijken nog eens naar het filmpje van Ali B en analyseren de stijlmiddelen die hij gebruikt.
Les 2
  • De leerlingen lezen toolboxen over stijlmiddelen met herhaling (herhaling, tautologie, pleonasme) en opbouw (opsomming, climax, anti-climax).
  • Ze kijken naar een fragment uit een voorstelling van Jochem Myjer en analyseren de stijlmiddelen.
  • Ze maken een opdracht over bewuste en onbewuste pleonasmen.
  • Ze maken een reclametekst voor een product of dienst, waarbij ze de behandelde stijlmiddelen toepassen.
Les 3
  • De leerlingen lezen de toolbox over toon (retorische vraag, eufemisme, ironie, sarcasme).
  • Ze lezen de toolbox over tegenstellingen (tegenstelling, litotes) en over woorden en zinnen (woordgrappen, gevoelswaarde).
  • Ze bedenken enkele retorische vragen.
  • Ze kijken en luisteren naar het lied ‘Kutkind’ van Johan Goossens en analyseren de stijlmiddelen. Ze kijken naar de opbouw die Goossens aanbrengt in zijn stijlmiddelen.
  • Ze onderzoeken de glijdende schaal tussen stijlmiddelen en kwetsen.
Les 4
  • De leerlingen voeren een gesprek over de werking van taalwondertjes en denken na over hun eigen taalgebruik.
  • Ze kiezen een keuze-opdracht en maken die.

Spreken 2

Lesdoelen
Les 1
  • De begrippen feit, mening, argument voor en tegen, objectief, subjectief, overtuigen, consensus begrijpen en kunnen toepassen
  • Teksten kunnen rangschikken
  • De eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren
  • In een viertal consensus kunnen bereiken
  • Discussieregels kunnen opvolgen
  • Kunnen opzoeken wat de mening is van mensen t.o.v. overgewicht en jongeren en alcoholgebruik
Les 2
  • De begrippen feit, mening, argument voor en tegen, objectief, subjectief, overtuigen, consensus begrijpen en kunnen toepassen
  • Onbekende woorden uit een gesproken tekst kunnen halen
  • Onbekende woorden kunnen verklaren
  • Voorkennis, opgedane kennis en eigen ervaringen inzetten om een beeld en mening te kunnen vormen
  • De eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren
  • Discussieregels kunnen toepassen
Les 3
  • De begrippen feit, mening, argument voor en tegen, objectief, subjectief, overtuigen, consensus begrijpen en kunnen toepassen
  • Onbekende woorden uit een gesproken tekst kunnen halen
  • Onbekende woorden kunnen verklaren
  • Voorkennis, opgedane kennis en eigen ervaringen inzetten om een argument te kunnen geven
  • Een argumentatieschema kunnen invullen
  • De eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren
  • De vier spreekdoelen amuseren, informeren, instrueren, overtuigen en activeren kunnen benoemen
  • Het spreekdoel overtuigen kunnen koppelen aan de spreekvorm discussie
  • Rekening kunnen houden met doel en doelgroep
  • Discussieregels kunnen toepassen
  • Actief kunnen luisteren
Les 4
  • De begrippen feit, mening, argument voor en tegen, objectief, subjectief, overtuigen, consensus begrijpen en kunnen toepassen
  • Onbekende woorden uit een gesproken tekst kunnen halen
  • Onbekende woorden kunnen verklaren
  • Voorkennis, opgedane kennis en eigen ervaringen inzetten om een argument te kunnen geven
  • De eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren
  • Discussiëren volgens het Lagerhuisprincipe
  • Feedback kunnen geven op het spreekgedrag van klasgenoten
Les 5
  • De begrippen feit, mening, argument voor en tegen, objectief, subjectief, overtuigen, consensus begrijpen en kunnen toepassen
  • Voorkennis, opgedane kennis en eigen ervaringen inzetten om een argument te kunnen geven
  • De eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren
  • Kunnen discussiëren in een rol
  • Je kunnen verplaatsen in een ander
  • Kunnen relativeren
  • Gevoelige onderwerpen bespreekbaar kunnen maken
  • Feedback kunnen geven op het spreekgedrag van klasgenoten

Spreken 1

Lesdoelen
Les 1
  • Je eigen luisterbeleving onder woorden kunnen brengen
  • Kunnen brainstormen over een gegeven onderwerp
  • Kunnen reflecteren op eigen associaties en handelen
Les 2
  • Een woordweb kunnen maken bij een gegeven onderwerp
  • Een activiteitenplan kunnen opstellen
  • Een activiteitenplan kunnen uitwerken
Les 3
  • Een eigen activiteitenplan kunnen presenteren
  • Presentaties van klasgenoten kunnen beoordelen
  • Feedback kunnen geven op presentaties van klasgenoten
  • Feedback kunnen ontvangen op de eigen presentatie
  • Een top-3 kunnen maken en presenteren
Les 4
  • Een woordweb kunnen maken bij een gegeven onderwerp
  • Je eigen belbeleving onder woorden kunnen brengen
  • Tiplijsten kunnen maken
  • Kunnen reflecteren op filmpjes over miscommunicatie
  • Een formeel telefoongesprek kunnen voeren
  • Bellen kunnen vergelijken met mailen
Les 5
  • Een activiteit kunnen voorbereiden
  • Een formeel (telefoon)gesprek kunnen voeren
  • Kunnen reflecteren op eigen en andermans handelen
  • Een plan kunnen bijstellen

Spelling 2

Lesdoelen
Les 1 Wel of geen klinkerbotsing

  • wel of geen trema in een woord (chaos, ruïne)
  • wel of geen verbindingsstreepje in samenstellingen
  • wel of geen trema in afleidingen en vervoegingen
  • meervoudsvormen op –ën
Les 2 Lange en korte klanken

  • verkleinvormen
  • meervoudsvormen op –s
  • de bezits-s
Les 3 Van meer woorden één woord maken

  • woorden wel of niet aan elkaar schrijven
  • wel of geen verbindingsstreepje in samenstellingen
  • wel of geen tussen-n in samenstellingen
  • wel of geen tussen-s in samenstellingen
  • hetzelfde, dezelfde, eenzelfde aan elkaar schrijven
  • voornaamwoordelijke bijwoorden aan elkaar schrijven
Les 4 Wel of geen -n aan het eind van een woord

  • stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
  • zelfstandig gebruik (bijvoorbeeld: alle/allen, oudste/oudsten)
Les 5 Wel of geen hoofdletter

  • namen: persoonsnamen, topografische namen, merken
  • feestdagen en hun afleidingen en samenstellingen
  • religieuze woorden
  • persoonsnamen: tussenvoegsels, dubbele achternaam
Les 6 Leestekens

  • zinnen: hoofdletter en punt, vraagteken, uitroepteken
  • komma
  • puntkomma
  • dubbele punt
  • leestekens bij citaten
Les 7 Klemtonen spellen

  • een of één
  • accenten bij homografe werkwoorden (bijvoorbeeld: vóórkomen/voorkómen)
Les 8 Opzoekwoorden

  • leerwoorden/weetwoorden (etymologisch spellingprincipe, onder andere leenwoorden, woorden met
    homofone klankparen)

Spelling 1

Lesdoelen
Les 1 Wel of geen klinkerbotsing

  • wel of geen trema in een woord (chaos, ruïne)
  • wel of geen verbindingsstreepje in samenstellingen
  • wel of geen trema in afleidingen en vervoegingen
  • meervoudsvormen op –ën
Les 2 Lange en korte klanken

  • verkleinvormen
  • meervoudsvormen op –s
  • de bezits-s
Les 3 Van meer woorden één woord maken

  • woorden wel of niet aan elkaar schrijven
  • wel of geen verbindingsstreepje in samenstellingen
  • wel of geen tussen-n in samenstellingen
  • wel of geen tussen-s in samenstellingen
  • hetzelfde, dezelfde, eenzelfde aan elkaar schrijven
  • voornaamwoordelijke bijwoorden aan elkaar schrijven
Les 4 Wel of geen -n aan het eind van een woord

  • stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
  • zelfstandig gebruik (bijvoorbeeld: alle/allen, oudste/oudsten)
Les 5 Wel of geen hoofdletter

  • namen: persoonsnamen, topografische namen, merken
  • feestdagen en hun afleidingen en samenstellingen
  • religieuze woorden
  • persoonsnamen: tussenvoegsels, dubbele achternaam
Les 6 Leestekens

  • zinnen: hoofdletter en punt, vraagteken, uitroepteken
  • komma
  • puntkomma
  • dubbele punt
  • leestekens bij citaten
Les 7 Klemtonen spellen

  • een of één
  • accenten bij homografe werkwoorden (bijvoorbeeld: vóórkomen/voorkómen)
Les 8 Opzoekwoorden

  • leerwoorden/weetwoorden (etymologisch spellingprincipe, onder andere leenwoorden, woorden met
    homofone klankparen)

Spreken 4

Selfie: presenteer jezelf

Schrijven 7

Schrijven 5

Lesdoelen
Les 1
  • De voorkennis over schrijven uit leerjaar 1 en 2 activeren.
  • De zes criteria van een goede tekst herhalen.
  • De vier eindproducten worden gepresenteerd, waarvan er twee voor een cijfer beoordeeld worden: blog, zakelijke brief, ingezonden artikel en stopmotionfilmpje.
  • Nadenken over welke misstand in de wereld zij zich boos maken als onderwerp voor de schrijfopdrachten.
  • Criteria formuleren voor een blog en een eerste versie schrijven van een blog.
  • Aandacht voor moeilijke woorden in de les en in de teksten.
Les 2
  • Herhaling van de vier eindproducten.
  • Een analyse maken van drie voorbeeldbrieven.
  • Theorie over de opbouw van een tekst op macro-, meso- en micro-niveau (vwo).
  • Een eerste versie schrijven van een zakelijke brief op basis van briefconventies.
  • Een analyse maken van drie voorbeeldbrieven van de verschillen en overeenkomsten in macro-, meso- en microstructuur (vwo).
Les 3
  • Herhaling van de vier eindproducten.
  • Herhaling van de theorie over schrijfdoel en tekstsoort.
  • Analyseren van opinieteksten op structuur, toon en formuleringen.
  • Een eerste versie schrijven van een opinietekst.
Les 4
  • Herhaling van de vier eindproducten.
  • Aan de hand van drie stop-motionfilmpjes de kracht van creatief taalgebruik ontdekken.
  • Kennismaken met enkele stijlfiguren en een tekst voor een stop-motionfilmpje maken.
  • Een script bedenken en foto’s maken en een eerste versie van een stop-motionfilmpje maken.
  • Eventueel het filmpje posten op social media.
Les 5
  • Stijlfouten, spelfouten en zinsbouwfouten in de eigen producten herkennen en verbeteren.
  • Feedback geven op elkaars teksten en de laatste verbeteringen aanbrengen.

Schrijven 4

Lesdoelen
Les 1
  • Een kort verhaal kunnen samenvatten in één zin (hoofdgedachte) in één woord (onderwerp)
  • Sterke verhalen op basis van afbeeldingen kunnen verzinnen
  • Een sterk verhaal beknopt op kunnen schrijven (in 75-100 woorden)
Les 2
  • Herhaling zes stappen om een goede tekst te schrijven
  • Herhalen WH-vragen stellen, tekstsoorten, publiek
  • Afbakenen van het onderwerp
  • Tekstdoel, tekstsoort en publiek voor tekst kunnen vaststellen
  • Een eerste opzet van een tekst kunnen maken
  • Bronnen met bruikbare informatie kunnen opzoeken
Les 3
  • Betrouwbaarheid van bronnen beoordelen
  • Informatie uit bronnen kunnen ordenen en verwerken
  • Een tekstgeraamte van een tekst kunnen maken
  • De kenmerken voor titels en tussenkopjes kennen
Les 4
  • Beoordelen of de eigen en andermans tekst aansluiten bij het beoogde publiek
  • Feedback geven en krijgen op de inhoud van een informatieve tekst
  • Een nieuwe vraag over het onderwerp verzinnen en hierover met behulp van bronnen een korte alinea schrijven
Les 5
  • Kenmerken van een goede inleiding kennen
  • Een goede inleiding schrijven
  • Kenmerken van een goed slot kennen
  • Een goed slot schrijven
  • Een tekst herschrijven zodat zinnen goed lopen
Les 6
  • Feedback geven en ontvangen
  • Kritisch omgaan met ontvangen feedback
  • De werkwoordspelling in de eigen tekst perfectioneren
  • Kunnen reflecteren op de eigen ontwikkeling als schrijver

Schrijven 3

Lesdoelen
Les 1
  • Zes kenmerken van een goede tekst kunnen noemen en toelichten
  • De eigen schrijfvaardigheid kunnen beoordelen (aan de hand van reflectievragen in quizvorm)
  • Teksten aan de hand van de kenmerken voor een goede tekst kunnen vergelijken en beoordelen
Les 2
  • De toon van filmfragmenten kunnen benoemen
  • Toon in schriftelijke taal benoemen en manipuleren
  • Een korte tekst schrijven met een bepaalde toon
Les 3
  • Verschil in toon kunnen herkennen bij teksten gericht op een verschillend publiek
  • Een tekst kunnen herschrijven gericht op een bepaald publiek
  • Vijf verschillende tekstdoelen en bijbehorende tekstsoorten kennen
  • Verschillende tekstdoelen herkennen in geschreven tekst
  • Een korte instructieve tekst kunnen schrijven
Les 4
  • Het stappenplan voor het schrijven van een tekst leren kennen
  • Een tekst schrijven aan de hand van het stappenplan
  • De eigen tekst tekst kunnen vocaliseren (waardoor duidelijk wordt of het een goede tekst is)
  • Feedback geven over de opbouw, de toon en de zinnen
Les 5
  • De verschillende spellingcategorieën kennen
  • Spelfouten in teksten van anderen herkennen
  • Spelfouten in eigen teksten herkennen en verbeteren
  • www.woordenlijst.org leren gebruiken voor het opzoeken van opzoekwoorden
  • Spellingbewustzijn en spellinggeweten verbeteren

Schrijven 2

Lesdoelen
Les 1
  • Schrijfactiviteiten binnen en buiten het vak Nederlands kunnen benoemen
  • Kunnen benoemen wat het nut van brainstormen is bij het schrijven van een tekst
  • Eigen kennis over onderwerp uit de eigen leefwereld kunnen opschrijven door middel van een
    brainstormtechniek naar keuze
  • Een onderwerp kunnen afbakenen
Les 2
  • Uit eigen brainstormmateriaal steekwoorden (deelonderwerpen) kunnen selecteren
  • Steekwoorden (deelonderwerpen) op een logische volgorde kunnen ordenen
  • Bij een steekwoord (deelonderwerp) de belangrijkste boodschap kunnen noteren
  • Een korte alinea kunnen schrijven op basis van een deelonderwerp en de belangrijkste boodschap over dat deelonderwerp
  • Kunnen reflecteren op het eigen handelen in relatie tot de regels voor feedback geven en ontvangen: kunnen benoemen welke feedbackregels goed gevolgd worden en welke regels nog niet
  • Uit feedback van anderen bruikbare elementen kunnen selecteren en deze in het verbeteren van een tekst toepassen
  • Een verzorgd product kunnen schrijven binnen een vastomlijnd kader
  • Instructies (geschreven en gesproken) kunnen opvolgen
Les 3
  • De zes kenmerken van een goede tekst kunnen noemen
  • De zes stappen van een schrijfproces kunnen ordenen
  • In een brainstorm blijk geven van het zich kunnen verplaatsen in het leven van (groot)ouders en het leven in de toekomst wat betreft een eigen gekozen onderwerp
  • Een interview voor kunnen bereiden met open en gesloten vragen
  • De eigen voorkeursstrategie (veel-weinig sturing) voor het schrijven van een tekst kunnen benoemen en onderbouwen [Niet in vmbo-b]
  • Bij route X en Y: zelfstandig de zes stappen van het schrijfproces kunnen inplannen
Les 4
  • Uit eigen brainstorm- en interviewmateriaal steekwoorden (deelonderwerpen) kunnen selecteren
  • Steekwoorden (deelonderwerpen) op een logische volgorde kunnen ordenen
  • Alinea’s kunnen schrijven op basis van een deelonderwerp en de belangrijkste boodschap over dat
    deelonderwerp met gebruikmaking van een of meer voorbeelden
  • Een korte tekst kunnen schrijven met een duidelijke indeling in titel – inleiding – kern – slot
Les 5
  • Teksten aan de hand van vastomlijnde criteria kunnen beoordelen
  • Zelf kunnen kiezen welke punten uit de feedback geschikt zijn om een tekst te verbeteren
  • De eigen tekst kunnen herschrijven aan de hand van de gekozen feedbackpunten
Les 6
  • De negen typen spelfouten in zinnen kunnen herkennen, benoemen en verbeteren
  • De negen typen spelfouten in eigen teksten kunnen herkennen, benoemen en verbeteren
  • Kunnen uitleggen waarom een spellingchecker geen garanties biedt voor een foutloze tekst
  • Sterke en zwakke punten van het eigen spellen kunnen benoemen

Schrijven 1

Lesdoelen
Les 1
  • Tekst van een ander kunnen beoordelen
  • Eigen teksten kunnen beoordelen
  • De kenmerken van een goede tekst kunnen benoemen
  • Een tekst voor een bepaalde doelgroep kunnen schrijven
  • Kunnen reflecteren op eigen niveau
Les 2
  • Achterhalen of de spelling op niveau 1F beheerst wordt
  • Achterhalen welke onderdelen van spelling goed en minder goed beheerst worden
Les 3
  • Achterhalen of de werkwoordspelling op niveau 1F beheerst wordt
  • Achterhalen welke onderdelen van werkwoordspelling goed en minder goed beheerst worden
Les 4
  • Eigen ervaringen goed kunnen verwoorden
  • WH-vragen kunnen stellen
  • Gesproken taal kunnen omzetten naar geschreven taal
  • Tekst kunnen schrijven over eigen ervaring
Les 5
  • Goede feedback kunnen geven
  • Met feedback kunnen omgaan om tot verbetering van het schrijfproduct te komen
  • Tekst kunnen beoordelen op inhoud, opbouw, zinsbouw en spelling en leestekens
Les 6
  • Het begrip reviseren kennen en toepassen [niet in vmbo-b]
  • Versies van bestanden juist kunnen documenteren
  • Kunnen beoordelen of er spellingfouten in een tekst staan
  • Spelfouten kunnen verbeteren
  • De spellingcontrole van Word juist kunnen toepassen
  • De digitale hulpbronnen op internet juist kunnen gebruiken
Les 7
  • Op basis van ervaringen en informatie een goede tekst schrijven
  • De juiste criteria hanteren om de beste teksten te selecteren
  • Aangeven wat een goede tekstopbouw is
  • Een eerste versie van een tekst schrijven
Les 8
  • Op basis van ervaringen en informatie een goede tekst kunnen schrijven
  • De juiste criteria kunnen hanteren om de beste teksten te selecteren
  • Aan kunnen geven wat een goede tekstopbouw is
Les 9
  • Toets

Poëzie 1

Lesdoelen
Les 1
  • Kunnen deelnemen aan een klassengesprek
  • Het belang kunnen beschrijven van namen, betekenissen en reacties hierop
  • Kunnen reflecteren op het eigen werk
Les 2
  • Delen van woorden kunnen combineren
  • Tekst en beeld kunnen combineren
Les 3
  • Kunnen benoemen van woorden, gebaren en gedrag bij speciale gebeurtenissen
Les 4
  • Kunnen discussiëren over taalsituaties
  • Kunnen reflecteren op het eigen werk
  • Het belang kunnen beschrijven van een passende vertelvorm
Les 5
  • Het woordweb kunnen inzetten als strategie
  • Tekst en beeld kunnen combineren
Les 6
  • Eigen mening kunnen ondersteunen m.b.v. argumenten
Les 7
  • Kunnen deelnemen aan een klassengesprek
  • Een gedicht kunnen voordragen
  • Feedback kunnen geven
Les 8
  • Kunnen deelnemen aan een klassengesprek
  • Een gedicht kunnen voordragen

Blinkotheek

De Blinkotheek is een online leesplatform waarop verschillende soorten goede teksten klaar staan. Door de laagdrempelige presentatie en de zoekmogelijkheden kunnen leerlingen zelfstandig artikelen, boeken en korte verhalen vinden. Leerlingen zijn actief bezig met wat ze hebben gelezen door opdrachten uit te voeren die uit de Blinkotheek komen.

Pandemie

Lesdoelen
Les 1
  • Leerlingen zoeken informatie op internet over virussen.
  • Ze kijken een journaaluitzending.
Les 2
  • Leerlingen maken een overzicht van nieuwe feiten.
  • Ze bekijken warrige vlogberichten.
  • Ze lezen een verslag van een bijeenkomst.
  • Ze halen informatie over drie virussen uit Wikipediapagina’s.
Les 3
  • Leerlingen halen informatie uit een rapport en een e-mail over het Groenhuizer virus.
  • Ze kijken naar een warrig vlogbericht.
  • Ze maken een puzzel, waarbij ze de gedocumenteerde informatie uit de vorige opdrachten nodig hebben.
Les 4
  • Leerlingen ontdekken dat het virus in de klas is aangetroffen.
  • Ze gaan op zoek naar het vaccin (escaperoom).
Les 5
  • Leerlingen maken vragen over de verhaallijn.
  • Ze kijken terug naar de aanwijzingen uit het verhaal.
  • Ze ontdekken hoe je een situatie spannend maakt.
  • Ze reflecteren op het zoekend lezen en maken een toolboxtekst voor zoekend lezen.
  • Ze reflecteren op de wijze hoe zij achter de betekenis van nieuwe woorden komen.

 

Opfriscursus Spelling

Onrust

Lesdoelen
Les 1
  • Verschillende soorten van communicatie kunnen herkennen
  • Het kunnen lezen van en inleven in profielen
  • Een zakelijke brief kunnen lezen
  • Een korte brief kunnen schrijven
  • Reacties kort kunnen formuleren
Les 2
  • Fictie kunnen lezen
  • De gebeurtenissen uit een verhaal (fictie) kunnen beschrijven
  • Een reactie kunnen schrijven
  • Reacties kunnen analyseren
  • Een nieuwsbericht kunnen schrijven en daarin de opinie verwerken
Les 3
  • De inhoud van een tekst kunnen voorspellen aan de hand van een tekstgeraamte
  • Stelling leren nemen voor of tegen een bepaald standpunt
  • Een betoog kunnen schrijven
  • Zelfstandig een revisie kunnen organiseren en uitvoeren.
Les 4
  • Het kunnen beoordelen van het betoog van een medeleerling door het invullen van een formulier
  • Het kunnen bedenken van een goede manier om een zelfgemaakt betoog te presenteren
  • Het kunnen presenteren van een betoog voor de klas.

Lezen 7

Lezen / schrijven 6

Lesdoelen
Les 1
  • Een tip geven voor een Netflix-serie en die kort samenvatten.
  • Bedenken in welke alledaagse situaties (en in welke PLOT26-verhalen) samenvattingen gebruikt worden.
  • Het verband tussen het doel van de samenvatting en samenvattechnieken bespreken.
  • Drie samenvattechnieken onderzoeken, uitproberen en vergelijken.
  • Mindmappen, kernzinnen onderstrepen, driekolommenschema gebruiken.
  • Trailer van de film Avatar bekijken en discussiëren over de technologische ontwikkelingen in de film.
  • Een samenvatting maken van een artikel en daarbij een techniek naar keuze gebruiken.
Les 2
  • Samenvattingen vergelijken en criteria voor een goede samenvatting bedenken.
  • Het verhaal van Lydia Rood, Karo-één punt nul lezen en samenvatten.
  • Samenvattingen van fictie en van andere teksten vergelijken: zoeken naar overeenkomsten en verschillen.
Les 3
  • Keuzes maken voor de eindopdracht.
  • Inlezen in het onderwerp ‘De maakbare mens, de maakbare wereld’ en video’s bekijken over het onderwerp.
  • Bronnen verzamelen.
Les 4
  • Onderzoeken op welke manier een schrijfplan kan helpen bij het schrijven van een tekst.
  • Video en andere theorie over vaste tekststructuren doornemen en onderzoeken welke tekststructuren geschikt zijn voor de tekst.
  • Informatie uit bronnen een plek geven in het schrijfplan.
Les 5
  • Feedback geven en ontvangen op het schrijfplan.
  • Theorie over het verwerken van bronnen doornemen.
  • Toepassen: in een alinea informatie uit bronnen verwerken.
  • Uitwerken schrijfplan tot eerste versie.
Les 6
  • Feedback geven op artikelen en feedback vragen op het eigen artikel.
  • Keuzes maken: welke feedback verwerk je op welke manier?
  • Recente informatie/nieuws verwerken in de laatste versie van het artikel.
  • De laatste versie schrijven en een teaser maken.

Lezen 5

 

Lesdoelen
Les 1
  • Leerlingen herhalen alle leerstof uit Lezen 1 t/m 4 door een quiz of spel te maken.
  • Ze onderzoeken waar ze staan met lezen (kennis, vaardigheid, houding).
Les 2
  • Leerlingen spelen elkaars quiz of spel.
Les 3
  • Leerlingen lezen een tekst over angst voor terreuraanslagen kritisch op inhoud: geeft de tekst voldoende informatie voor het voeren van een gesprek of discussie?
  • Ze bekijken een aanvullend filmpje en vragen zich weer af: wat wil ik nog méér weten? Vervolgens zoeken ze naar antwoorden op internet.
  • Op basis van alle bronnen voeren ze een gesprek of discussie, waarbij ze ervaren dat spreken ‘met voorkennis’ makkelijker gaat.
  • Ze bepalen aan welke bron(nen) ze het meest hebben gehad.
  • Ze bepalen welke media hen (het meest) beïnvloeden.
Les 4
  • Leerlingen lezen teksten kritisch op betrouwbaarheid.
  • Ze vergelijken een echt bericht en een nepbericht en leren wat satire is.
  • Ze leren wat het verschil is tussen nepnieuws dat bedoeld is om te misleiden (propaganda) en nepnieuws dat bedoeld is om tot nadenken aan te zetten (satire).
  • Ze lezen een tekst kritisch en beantwoorden vragen.
Les 5
  • Leerlingen onderzoeken wat hun uitdaging is op het gebied van lezen. Ze kunnen zich baseren op de leestypen uit de cursus Lezen 3, op het testje in les 1, of op uitkomsten van andere leestesten of -toetsen die de school gebruikt.
  • Ze kiezen zelf een aantal opdrachten en voeren die uit.
Les 6
  • Leerlingen maken een toets. Daarnaast is er formatieve afsluiting mogelijk, in de vorm van extra onderzoeksopdrachten.

 

Lezen 4

Lesdoelen
Les 1
  • Eigen leesstijl met sterke en zwakke punten kunnen benoemen
  • Weten dat je een verschillend leestype kunt zijn, afhankelijk van de tekst
  • Je eigen leesniveau kunnen inschatten aan de hand van een tekst met vragen
Les 2
  • Leesstrategieën kunnen benoemen
  • De betekenis van moeilijke woorden kunnen achterhalen
  • Kunnen inschatten of een moeilijk woord belangrijk is om de tekst te begrijpen
Les 3
  • Leesstrategieën herhalen om een tekst te kunnen begrijpen
  • Leren wat het nut is om vragen bij een tekst te beantwoorden
  • Leren wat er voor verschillende soorten vragen zijn bij een tekst
Les 4
  • Leren hoe je de hoofdgedachte in een tekst vindt
  • Leren hoe je het onderwerp van een tekst vindt
  • Leren wat het tekstdoel is
  • Leren feiten en meningen in een tekst te herkennen
Les 5
  • Leren hoe een tekst is opgebouwd
  • Leren hoe je signaalwoorden en tekstverbanden in een tekst vindt
Les 6
  • Leren wat inhoudelijke vragen inhouden
  • Een tekst in eigen woorden samenvatten
  • Hoofd- en bijzaken onderscheiden
  • Leren wat kritische vragen inhouden
  • Reflecteren op eigen leesvaardigheid en leeshouding
Les 7
  • Alle hiervóór genoemde doelen

Lezen 3

Lesdoelen
Les 1
  • Ontwikkelingen in eigen leesvaardigheid kunnen benoemen en verklaren
  • Eigen leesstijl met sterke en zwakke punten kunnen benoemen
  • Een persoonlijk ontwikkelingsdoel op het gebied van leesvaardigheid kunnen formuleren
  • Teksten passend bij het eigen niveau en de eigen interesse kunnen selecteren (globaal lezen)
Les 2
  • Signaalwoorden herkennen in gesproken en geschreven tekst
  • Signaalwoorden kunnen omschrijven door middel van synoniemen,voorbeelden of het benoemen van een verband
  • De betekenis van een signaalwoord in een tekst kunnen uitleggen
Les 3
  • Verwijswoorden kunnen herkennen in gesproken en geschreven tekst
  • Antecedent van verwijswoorden kunnen aanwijzen in geschreven tekst
  • De betekenis van een verwijswoord in een tekst kunnen uitleggen
  • Signaalwoorden en verwijswoorden correct kunnen plaatsen in een tekst waarin deze woorden ontbreken
Les 4
  • Een tekst grondig kunnen lezen
  • Activiteiten tijdens grondig lezen kennen en kunnen gebruiken: geeltjes plakken, structuur zichtbaar maken, tekening maken
  • Reflecteren op methoden voor verwerking tijdens het lezen
Les 5
  • Eigen ontwikkeling in de leesvaardigheid kunnen herkennen en benoemen
  • Oefenen met zoekend en grondig lezen onder tijdsdruk
  • Zelfvertrouwen krijgen in deze stof als voorbereiding op de toets Lezen 3
Les 6
  • Alle hiervoor genoemde leerdoelen

Lezen 2

Lesdoelen
Les 1
  • De metafoor ‘je weg vinden in een tekst’ kunnen benoemen
  • De koppeling kunnen benoemen tussen de verhalen van PLOT26 en de cursusLezen 2
  • De eigen leesmotivatie kunnen evalueren
  • De eigen leesontwikkeling kunnen evalueren
  • Onderdelen tekstgeraamte kunnen benoemen
  • Functies van onderdelen van het tekstgeraamte kunnen benoemen
  • De vijf leesmanieren kennen
  • Kunnen benoemen bij welke leesmanieren het tekstgeraamte van pas komt
  • Onderdelen van het tekstgeraamte kunnen invullen in een tekst
Les 2
  • Zoekend kunnen lezen
  • Onderdelen tekstgeraamte kunnen benoemen
  • Functies van onderdelen van het tekstgeraamte kunnen benoemen
  • Onderdelen van het tekstgeraamte kunnen gebruiken bij het zoekend lezen
  • Nut van het tekstgeraamte kunnen benoemen
  • Leesstrategieën voor zoekend lezen kunnen gebruiken
Les 3
  • De leesmanier ‘grondig lezen’ kunnen gebruiken
  • De leesstrategieën voor grondig lezen kennen en kunnen gebruiken
  • De werkvorm duo-lezen kunnen gebruiken om een tekst goed te begrijpen
  • Vragen bij een tekst kunnen beantwoorden
Les 4
  • Verschillen tussen online teksten, pdf-teksten en papieren teksten kunnen benoemen
  • De eigen online geletterdheid kunnen benoemen
  • Doelen kunnen benoemen voor het verbeteren van de online geletterdheid
  • Vragen bij een online tekst kunnen beantwoorden
Les 5
  • Eigen online leesgedrag kunnen benoemen
  • De tien vaardigheden voor het lezen van online teksten leren kennen
  • De leesmotor kunnen toepassen op online teksten
  • Kunnen reflecteren op de eigen leesontwikkeling
Les 6
  • Toets

Lezen 1

Lesdoelen
Les 1
  • Inzien dat je de hele dag door leest
  • Niveau van een tekst kunnen inschatten
  • Criteria kunnen bepalen voor het niveau van teksten
  • Eigen leesniveau kunnen inschatten
Les 2
  • Het verband tussen kennis en lezen begrijpen
  • De werking van de ‘leesmotor’ begrijpen
  • Vragen bij een tekst kunnen beantwoorden
Les 3
  • Verband kunnen leggen tussen voorkennis en lezen
  • Voorkennis activeren met een woordweb
  • Voorkennis kunnen uitbreiden m.b.v. filmpjes
Les 4
  • Informatie kunnen uitwisselen over het onderwerp van een tekst
  • Teksten kunnen lezen en beoordelen
  • De criteria voor het beoordelen van tekstniveau kunnen hanteren
Les 5
  • Het onderwerp kunnen achterhalen door naar titel en afbeeldingen te kijken
  • De onderdelen van een tekstgeraamte kunnen herkennen en benoemen
  • Inzicht krijgen in dat veel teksten uit vaste elementen bestaan
  • Titel, tussenkop, illustratie, inleiding, tabel, bron, begin en eind van de alinea kunnen aanwijzen in een tekst
  • Een tekstgeraamte kunnen opbouwen
Les 6
  • Het nut inzien van het tekstgeraamte
  • Het nut ervaren van het tekstgeraamte
  • Vragen bij een tekst kunnen beantwoorden.
  • Inzicht krijgen in tekstendossier
  • Kunnen reflecteren op eigen voortgang
Les 7
  • Leesdoel en leesmanieren onderscheiden
  • Verschil leesmanieren en -strategieën begrijpen
  • Leesstrategieën vóór het lezen kennen
  • Strategie ‘voorspellen’ toepassen
Les 8
  • Met plezier lezen
  • Kunnen argumenteren over tekstkeuze
  • Pleidooi kunnen houden voor tekst
  • Kunnen reflecteren op eigen voortgang
Les 9
  • Toets

Harde actie

Lesdoelen
Les 1
  • Fictie kunnen lezen.
  • Afkortingen kunnen opzoeken in de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal
  • Van (fictieve) personages relatiegegevens en karaktereigenschappen kunnen beschrijven
  • Een tekst kunnen samenvatten
  • Verschillende strategieën kunnen gebruiken om de betekenis van moeilijke woorden te kunnen achterhalen
Les 2
  • Leesstrategieën herkennen en kunnen gebruiken
  • Scannend kunnen lezen
  • Grondig kunnen lezen
  • Een zakelijke e-mail kunnen schrijven
  • Een contactformulier kunnen invullen
Les 3
  • Verschillende bronnen kunnen lezen, bekijken en beluisteren
  • Informatie uit de bronnen kunnen verwerken in een formulier
  • Conclusies kunnen trekken uit de bronnen
  • Verslag kunnen uitbrengen van de bevindingen
Les 4
  • Een onderzoek kunnen uitvoeren
  • Een e-mail kunnen schrijven, filmpje kunnen maken of een
    ingezonden brief naar een krant kunnen sturen om media en politiek te activeren
Les 5
  • Informatie op een website of in e-mails kunnen onderzoeken
  • Verborgen taalkundige boodschappen kunnen ontcijferen
  • Informatie kunnen uitwisselen en op basis van aantekeningen een verslag kunnen maken
Les 6
  • Conclusies kunnen beoordelen
  • Een videoboodschap of flyer kunnen maken
  • Criteria voor de jury kunnen formuleren
Les 7
  • Een videoboodschap of flyer kunnen presenteren
  • Overtuigend lezen en schrijven kunnen beoordelen
  • Kunnen reflecteren op de eigen voortgang
  • De lessenserie kunnen evalueren

Grammatica case

Lesdoelen
Les 1 t/m 6
    Woordsoorten 1F:
    – werkwoord (hulp- en zelfstandig werkwoord),
    – zelfstandig naamwoord
    – bijvoeglijk naamwoord

    Zinsdelen 1F:
    – persoonsvorm
    – werkwoordelijk gezegde
    – onderwerp
    – lijdend voorwerp
    – samengestelde zin

    In de grammaticacase worden leerlingen op basis van een diagnostische toets ingedeeld bij een leerroute.
    Bovenstaande stof wordt per leerroute op een ander niveau en op een andere wijze behandeld.

Grammatica 1

Lesdoelen
Les 1
  • Verschillende woordsoorten kunnen herkennen
  • Verschillende soorten woorden bij elkaar kunnen zetten
Les 2
  • Zelfstandige naamwoorden kunnen herkennen (concreet en abstract)
  • Lidwoorden kunnen herkennen
Les 3
  • Ontdekken wat het bijvoeglijk naamwoord voor woordsoort is
  • Kunnen herkennen van bijvoeglijk naamwoorden in allerlei soorten zinnen
  • Bijvoeglijke naamwoorden kunnen bedenken bij zelfstandige naamwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden juist kunnen schrijven
Les 4
  • Ontdekken wat het (zelfstandig) werkwoord is
  • Het (zelfstandig) werkwoord in de zin herkennen
  • Het splitsbare werkwoord ontdekken
Les 5
  • Kunnen ontdekken wat een hulpwerkwoord is
  • Het hulpwerkwoord kunnen herkennen in verschillende soorten zinnen
  • Het hulpwerkwoord herkennen in verschillende vormen (pv en inf)
  • Het hulpwerkwoord zelf gebruiken in een zin
Les 6
  • Ontdekken wat de persoonsvorm voor zinsdeel is
  • Herkennen van de persoonsvorm in allerlei soorten zinnen
  • Vertellen of een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat
  • Vertellen of de PV in het meervoud staat of in het enkelvoud
Les 7
  • Ontdekken dat iedere zin is opgebouwd uit zinsdelen
  • Ontdekken dat ieder zinsdeel een stukje informatie toevoegt aan de zin
  • Ontdekken hoe je zinsdelen kunt herkennen
  • Verschillende soorten zinnen kunnen verdelen in zinsdelen
Les 8
  • Ontdekken wat het werkwoordelijk gezegde voor zinsdeel is
  • Kunnen herkennen van het werkwoordelijk gezegde in allerlei soorten zinnen (enkelvoudig en
    samengestelde zinnen)
  • Ontdekken dat verschillende werkwoordsvormen (pv, vd en inf) deel uit kunnen maken van het wg
  • Ontdekken dat delen van splitsbare werkwoorden ook deel uit maken van het wg
  • Ontdekken dat ‘te’ en ‘aan het’ voor het infinitief ook bij het wg horen
Les 9
  • Ontdekken wat het onderwerp van zinnen is
  • Het onderwerp op meerdere plaatsen in de zin herkennen
  • Ontdekken dat het onderwerp en pv bij elkaar horen
Les 10
  • Ontdekken wat het lijdend voorwerp voor zinsdeel is
  • Het lijdend voorwerp in een zin kunnen herkennen en benoemen
  • Ontdekken dat een werkwoord rollen uitdeelt, zoals die van het lijdend voorwerp en het onderwerp
  • Zelf voorbeeldzinnen met een lijdend voorwerp maken
  • Ontdekken dat in een zin met gebiedende wijs ook een lijdend voorwerp kan voorkomen

Gefixt

Lesdoelen
Les 1
  • Informatie uit een film kunnen halen
  • Informatie uit een fictieverhaal kunnen halen.
  • Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
  • Een samenvatting kunnen maken
Les 2
  • Informatie uit een film kunnen halen
  • Informatie uit artikelen kunnen halen
  • Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden
  • Nieuwe bronnen kunnen verbinden met eerder verworven informatie
  • Artikelen en websites kunnen clusteren op inhoud: categorieën kunnen
    onderscheiden
  • Kunnen bepalen of bronnen relevante informatie bevatten
Les 3
  • Mondeling informatie kunnen uitwisselen
  • Informatie uit een film kunnen halen
  • Kunnen beargumenteren wat een bericht goed maakt
  • Criteria en tips kunnen bedenken voor het schrijven van een
    vermissingsbericht
  • Een vermissingsbericht kunnen schrijven
Les 4
  • Mondeling feedback kunnen geven en ontvangen
  • Informatie uit een film kunnen halen
  • Gebeurtenissen en informatie op een rijtje kunnen zetten
  • Kunnen reproduceren welke informatie ontbreekt
Les 5
  • Ontbrekende informatie in kaart kunnen brengen
  • Theorie over het schrijven van een filmscript kunnen lezen en toepassen
  • Een filmscript kunnen schrijven
Les 6
  • Een keuze kunnen maken voor een filmscript
  • Informatie over verschillende rollen kunnen lezen
  • Een rol kunnen kiezen in overleg met klasgenoten
  • Een specifieke rol kunnen voorbereiden
  • Regisseur: informatie uit video halen en gebruiken
  • Producent: callsheet maken
  • Acteurs: tekst van buiten leren
  • Een scène uit een gekozen script kunnen verbeelden.
  • Een film kunnen maken van de scène.
Les 7
  • Filmpjes kunnen presenteren
  • Filmpjes kunnen beoordelen
  • Kunnen reflecteren op de eigenvoortgang
  • De lessenserie kunnen evalueren

Fictie 4

Fictie 4 is nog in ontwikkeling. Zodra de lesdoelen bekend zijn zullen deze worden opgenomen in dit overzicht.

Fictie special

Lesdoelen
Les 1
  • In deze cursus kijken de leerlingen terug op de cursussen Fictie 1, 2 en 3. Bij alles wat ze daar
    gedaan hebben, leren ze nu de literaire termen.
  • In de introductie wordt Fictie uitgelegd aan de hand van een poster met vijf pijlers:
    Gebeurtenissen, Personages, Perspectief, Spanning en Tijd. Bij elke pijler horen verschillende
    literaire termen. De bijbehorende toolboxen over deze vijf pijlers kunnen op elk moment gebruikt
    worden.
  • In deze les staan de pijlers Gebeurtenissen en Personages centraal. De leerlingen lezen twee
    korte verhalen en vullen de formulieren Onder de loep en Veranderingen in.
  • In een klassengesprek bespreken ze de uitkomsten.
Les 2
  • In de introductie wordt Fictie uitgelegd aan de hand van een poster met vijf pijlers:
    Gebeurtenissen, Personages, Perspectief, Spanning en Tijd.
  • In deze les staan de pijlers Gebeurtenissen, Personages en Perspectief centraal. De leerlingen
    lezen twee korte verhalen en vullen het formulieren Perspectief in.
  • De leerlingen gaan een fragment van het verhaal herschrijven vanuit een ander perspectief.
  • In een klassengesprek bespreken ze de veranderingen.
Les 3
  • In de introductie wordt Fictie uitgelegd aan de hand van een poster met vijf pijlers:
    Gebeurtenissen, Personages, Perspectief, Spanning en Tijd.
  • In deze les staan de pijlers Gebeurtenissen en Tijd centraal. De leerlingen lezen twee korte
    verhalen en gaan een fragment in een andere historische tijd herschrijven.
  • Ze vullen het formulier Tijd in en in een klassengesprek bespreken ze wat er dan verandert.
  • De leerlingen schrijven een scène voor een verfilming van het verhaal.
Les 4
  • In de introductie wordt Fictie uitgelegd aan de hand van een poster met vijf pijlers:
    Gebeurtenissen, Personages, Perspectief, Spanning en Tijd.
  • In deze les staan de pijlers Spanning, Tijd en Perspectief centraal. Ze gaan onderzoeken wat een
    verhaal spannend maakt en vullen het formulier Spanning in.
  • De leerlingen pitchen hun bevindingen.
  • In een klassengesprek bespreken ze met elkaar de criteria voor spanning.
Les 5
  • In deze afsluitende les staan de leerlingen centraal. Wat vinden zij van fictie? En hoe kunnen zij
    hun mening het best verwoorden?
  • De leerlingen maken van de vijf pijlers van fictie een top 5.
  • In een klassengesprek discussiëren ze aan de hand van stellingen over fictie.

Fictie extra

Lesdoelen
Les 1
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • Zich kunnen verplaatsen in de schrijversrol
  • Zich in kunnen leven in personages en relaties
  • Eigen ervaringen kunnen koppelen aan leesactiviteit en personages
  • Moeilijke woorden kunnen herkennen
Les 2
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • Zich kunnen verplaatsen in de schrijversrol
  • Zich in kunnen leven in personages en relaties
  • Eigen ervaringen kunnen koppelen aan leesactiviteit en personages
  • De belangrijkste gebeurtenissen in een verhaal kunnen onderscheiden
  • Moeilijke woorden kunnen herkennen
Les 3
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • Moeilijke woorden kunnen herkennen
  • Zich kunnen verplaatsen in de schrijversrol
  • Zich in kunnen leven in personages en rollen
  • Eigen ervaringen kunnen koppelen aan leesactiviteit en personages
  • Een interview kunnen houden
  • Vragen kunnen beantwoorden vanuit een rol
Les 4
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • Moeilijke woorden kunnen herkennen
  • Zich kunnen verplaatsen in de schrijversrol
  • Eigen ervaringen kunnen koppelen aan leesactiviteit en personages
  • Met informatie uit het verhaal logisch kunnen beredeneren wie de dader kan
  • Motieven kunnen bedenken op basis van het verhaal
  • Bevindingen kunnen presenteren in één minuut
Les 5
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • Moeilijke woorden kunnen herkennen
  • Zich kunnen verplaatsen in de schrijversrol
  • Een verhaal af kunnen maken in de lijn van het verhaal
  • Eigen ervaringen kunnen koppelen aan leesactiviteit en personages
  • Aandachtig kunnen kijken naar een filmpje

Fictie 3

Lesdoelen
Les 0
  • De leerlingen worden erop voorbereid dat deze cursus voor verwarring zal gaan zorgen.
  • Ter voorbereiding op de volgende lessen gaan ze op een eerste maandag van de maand op verschillende tijdstippen foto’s maken. Deze foto’s nemen ze geprint mee naar les 1.
Les 1
  • Een klassengesprek over het luchtalarm op de eerste maandag van de maand.
  • Een vriendenboekje invullen.
  • Eén foto kiezen uit alle 16 foto’s van het bijzonderste moment. Klas indelen in groepen van zeven en foto’s ordenen en een collage maken (zelfde tijdstip).
  • In de collage alle bijzondere momenten omcirkelen, maar niet vertellen waarom.
Les 2
  • Verschillende rollen (verhaalpersonages) verdelen over de zeven groepen.
  • Elke groep leest zijn verhaalfragment (zonder die van de andere groepen te lezen of te delen).
  • Vanuit jouw personage het vriendenboekje aanvullen.
Les 3
  • Conclusie trekken op basis van wat je nu weet.
  • Bij je eigen bijzonderste (foto)moment een hoofdstuk kiezen van jouw personage dat daarbij past.
  • Elk groepslid legt uit waarom zijn bijzonderste moment zo bijzonder is.
  • Een fotoverhaal maken met je eigen groep.
Les 4
  • Conclusie trekken op basis van wat je nu weet.
  • Per groep de fragmenten van het verhaal bij de tijdstippen plaatsen en beargumenteren.
  • Het complete verhaal lezen en daarbij je eigen beelden inzetten, je verwachtingen invullen en eventueel bijstellen.
Les 5
  • Het verhaal uitlezen en vragen maken over tegenstellingen en kunst in het verhaal.
  • Jouw grootste verrassing/ontdekking noteren van de andere personages in het verhaal.
Les 6
  • Een koppeling maken van fictie lezen naar creatief schrijven.
  • Een deel van het verhaal herschrijven vanaf het moment dat jouw personage wél in actie zou zijn gekomen, waardoor het verhaal een andere wending had gekregen.
  • Alle verhalen van dezelfde personages bij elkaar zetten en publiceren.

 

Fictie 2

Lesdoelen
Les 1
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • Tijdens het luisteren naar een verhaal een tekening kunnen maken
  • De eigen ervaringen kunnen koppelen aan luistertechniek
  • De beweegreden van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren
Les 2
  • Zelfstandig en in stilte fictie kunnen lezen
  • Een fragment in één zin kunnen samenvatten
  • Het kunnen uitwisselen van je leesbeleving
  • Van vijf zelfgemaakte zinnen een tableau vivant kunnen maken
  • De beweegreden van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren
Les 3
  • Zelfstandig en in stilte fictie kunnen lezen
  • Associaties en overeenkomsten kunnen benoemen tussen lied en tekst
  • Het kunnen uitwisselen van je leesbeleving
  • Een gedicht kunnen zoeken bij een tekst
  • Een gedicht en een tekst kunnen vergelijken
  • De beweegreden van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren
Les 4
  • Fictie kunnen lezen
  • Aandachtig kunnen luisteren naar een voorgelezen fictietekst
  • De eigen ervaringen kunnen koppelen aan luistertechniek
  • De beweegredenen van de hoofdpersoon kunnen weergeven door een machine te bouwen
  • Het kunnen uitwisselen van je leesbeleving aan de hand van de gemaakte machines.
Les 5
  • Zelfstandig en in stilte fictie kunnen lezen
  • Een mindmap kunnen maken over de hoofdpersoon
  • De onheilstekens uit een tekst kunnen halen
  • De beweegreden van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren
  • Door middel van een relatieschema de hoofdpersoon kunnen koppelen aan andere personages
Les 6
  • Zelfstandig en in stilte fictie kunnen lezen
  • Het kunnen uitwisselen van je leesbeleving
  • Kunnen reflecteren op en evalueren van de eigen leesbeleving, die van klasgenoten en die van de schrijver
  • De beweegreden van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren

Fictie 1

Lesdoelen
Les 1
  • Fictie kunnen lezen
  • Een stamboom kunnen maken op basis van informatie in het verhaal
Les 2
  • Fictie kunnen lezen
  • Op basis van informatie in het verhaal emotionele relaties kunnen herkennen
  • Verschuivingen in emotionele relaties kunnen benoemen
Les 3
  • Fictie kunnen lezen
  • De gebeurtenissen en personages kunnen beschrijven door middel van een collage
  • Feedback kunnen geven en ontvangen
Les 4
  • Fictie kunnen lezen
  • Nieuwe personages kunnen benoemen
  • De stamboom kunnen aanvullen op basis van informatie uit het verhaal
  • Open plekken in een verhaal kunnen invullen
  • Je kunnen inleven in personages
Les 5
  • Fictie kunnen lezen
  • Het einde van een verhaal kunnen interpreteren
  • Het einde van een verhaal kunnen uitbreiden
  • Via een creatieve vorm het einde van een verhaal kunnen uitbeelden
Les 6
  • De creatieve bewerking van het einde van het verhaal kunnen presenteren
  • Kunnen terugblikken en reflecteren op de eigen leeservaring en –beleving
Les 7
  • Een product kunnen maken op basis van informatie uit het verhaal
  • Een verhaal kunnen splitsen in logische eenheden
  • Delen van een verhaal kunnen uitbeelden of verbeelden in een creatieve vorm
Les 8 (VR)
  • Kunnen beschrijven waarom je een leesdagboek kunt bijhouden
  • Zelf een leesdagboek kunnen bijhouden
  • Je eigen leesgedrag kunnen beschrijven in termen van tijd, omstandigheden, boekkeuze en gedrag
  • Kunnen reflecteren op eigen leesgedrag

Kennismaking met het examen

Examentraining 2 + woordenlijst

Drone

 

Lesdoelen
Les 1
  • Leerlingen bepalen welke verhalen waar en niet waar (nepnieuws) zijn.
  • Ze verzinnen zelf een waar verhaal of een verhaal dat deels waar is en deels verzonnen is.
  • Ze proberen medeleerlingen op het verkeerde been te zetten.
  • Ze bepalen wat een verhaal geloofwaardig maakt.
Les 2
  • Leerlingen bekijken een filmpje over een dronepiloot.
  • Ze lezen informatie over wat een militaire dronepiloot is en doet.
  • Ze lezen een Facebookbericht en een nieuwsbericht over een mislukte actie van dronepiloot Victor D. en de gevolgen hiervan.
  • Op basis van deze informatie bepalen ze hun mening.
  • Ze schrijven een verslag van een vonnis (individueel).
Les 3
  • Leerlingen bekijken de hele film Drone.
  • Ze verwerken de inhoud met behulp van begripsvragen.
Les 4
  • Leerlingen evalueren hun schrijfproduct uit les 2 en bepalen wat ze de volgende keer anders gaan doen.
  • Leerlingen bepalen wat voor soort tekst ze schrijven.
  • Ze zetten de zes stappen voor het schrijven van een tekst.
  • Ze schrijven en herschrijven hun tekst.
Les 5
  • Leerlingen evalueren het schrijfproduct en -proces uit les 4.
  • Ze lezen de toolbox Kleur van een tekst en bepalen van vier teksten en een filmpje welke ‘kleur’ ze hebben.
  • Ze kijken terug naar wat ze hebben gedaan bij het verhaal Drone en wat ze hiervan geleerd hebben.

De kooi

Lesdoelen
Les 1
  • Fictie kunnen lezen
  • Signaalwoorden kunnen herkennen
Les 2
  • Nieuwsbericht leren begrijpen
  • Feiten en meningen kunnen onderscheiden
  • Fictie kunnen lezen
  • Hoofd- en bijzaken leren onderscheiden
  • Begrip ‘symbool’ kennen
  • Informatie uit verschillende bronnen kunnen halen (luisterfragment, tekst, film)
Les 3
  • Taalbeschouwing: nut begrijpen van woordvolgorde
  • E-mail kunnen schrijven volgens de conventies
  • Feedback kunnen geven en ontvangen
Les 4
  • Strategie moeilijke woorden ontdekken
  • Wikipediatekst kunnen lezen
  • Hyperlinks in tekst kunnen herkennen
Les 5
  • Webformulier kunnen invullen
  • Informatie kunnen halen uit gesproken tekst
  • Gebeurtenissen in chronologische volgorde kunnen zetten
  • Het goede woord in de zin kunnen kiezen
  • Werkwoorden kunnen onderscheiden
  • Inzicht leren krijgen in leestempo
Les 6
  • Spelfouten kunnen ontdekken
  • Goede volgorde kunnen aanbrengen in zinnen
  • Lettergrepen kunnen toepassen
Les 7 en 8
  • Begrip ‘trailer’ kennen
  • Hulpbronnen kunnen herkennen engebruiken
  • Verhaal kunnen samenvatten in tekstof in beelden en geluid
  • Begrip ‘in kaart brengen’ kennen
  • Begrip ‘personage’ kennen
  • Begrip ‘criterium’ kennen
Les 9
  • Kunnen reflecteren op de lessen
  • Kunnen reflecteren op de eigen voortgang

Backstage

Lesdoelen
Les 1
  • Stroomschema’s kunnen herkennen en gebruiken
  • Vragen kunnen formuleren n.a.v. een videofragment
  • Zakelijke e-mail kunnen schrijven
  • Verschillende schrijfstijlen (toon) kunnen herkennen en gebruiken
Les 2
  • Verschillende schrijfstijlen kunnen herkennen
  • Een video bekijken en je kunnen verplaatsen in een rol
  • Een fictieverhaal kunnen lezen en daarover vragen kunnen beantwoorden
Les 3
  • Muziekfragment van de eigen kandidaat kunnen bekijken
  • Het begrip pitch kennen
  • Voorbereiding pitchopdracht bespreken en daarbij de theorie uit de toolbox
    kunnen gebruiken
  • Pitch van twee minuten kunnen voorbereiden
Les 4
  • Een pitch kunnen presenteren
  • Kunnen luisteren/kijken naar de pitches en aantekeningen maken
  • Feedback kunnen geven op de pitches
Les 5
  • Vragen kunnen beantwoorden n.a.v. een e-mail
  • Vertaling van een Engelse songtekst door een vertaalmachine kunnen
    beoordelen

Argumenteren

Lesdoelen
Les 1
  • Leren wat ideële reclame is.
  • Een ideële reclamecampagne bekijken.
  • Theorie over feiten en argumenten doorlezen en toepassen op een ideële reclamecampagne.
  • Zelf thema’s voor de eigen reclamecampagne bedenken.
Les 2
  • Een boodschap voor de campagne verzinnen.
  • Een korte pitch voor en tegen de eigen boodschap maken.
  • Deze pitch geven en feedback hierop verzamelen.
  • Een argumentatieweb invullen over de campagneboodschap.
Les 3
  • Kiezen welke media je wilt gebruiken voor je campagne.
  • Terugblikken op de feedback op je pitches.
  • Je definitieve boodschap kiezen.
  • Je doelgroep kiezen.
  • Je verdiepen in je doelgroep.
  • Een schematisch overzicht van de te gebruiken argumentatie maken.
  • Aan de slag met het maken van je campagnemateriaal.
Les 4
  • Je verdiepen in logos, ethos en pathos.
  • Een ideële campagne analyseren aan de hand van logos, ethos en pathos.
  • Je eigen campagne verbeteren door middel van logos, ethos en pathos.
Les 5
  • De campagne afronden.
Les 6
  • De campagne presenteren op een gezondheidsbeurs.
  • De campagne van medeleerlingen beoordelen.
  • Reflecteren op de eigen ontwikkeling met behulp van een test.

App werkwoordspelling

Onderdeel 1
(persoonsvorm tegenwoordige tijd)
Onderdeel 2
(persoonsvorm verleden tijd)
Onderdeel 3
(onvoltooid en voltooid deelwoord)
Onderdeel 4
(bijvoeglijk gebruikt volt. deelwoord)
Niveau 1 1. meervoud (betalen)
2. ik-vorm (woon)
3. ik-vorm +t (woont)
4. onreg. ww (hij kan)
12. sterke ww (gingen)
13. zwak, je schrijft wat je hoort (maakte)
14. zwak, stam op v/z (leefde)
18. onvoltooid deelwoord (zingend)
19. vd, sterk (gedacht)
20. vd, zwak (geluisterd)
25. verzonden
26. gemaakte
Niveau 2 5. ik-vorm, stam op d (red)
6. ik-vorm +t, stam op d (leidt)
7. ik-vorm, stam op d, je achter pv (vind je?)
15. zwak, stam op t en d (sportte) 21. zwak, stam op v/z (geleefd) 27. gedurfde
28. geredde
Niveau 3 8. ik-vorm, stam op d, geb. wijs (houd op!)
9. ik-vorm +t, prefix-ww met homofoon (verhuist, verbrandt)
10. ww uit Engels (deletet)
11. complexe zinsbouw (verbrandt je vader)
16. ww uit Engels (deletete)
17. complexe zinsbouw (aantal mensen gaat)
22. zwak, prefix, volt. dw op -d (homofoon) (verteld)
23. ww uit Engels (geüpload)
24. ww met lastige spelling (trema) (geïdealiseerd)
29. verhuisd
30. verblinde
31. vergrote

Alert

Lesdoelen
Les 1
  • Flapteksten kunnen analyseren: vaste elementen en het doel/de functie herkennen
  • Een fictiefragment kunnen lezen
Les 2
  • Een fictiefragment kunnen lezen en inzicht krijgen in perspectiefwisseling
  • Informatie uit een video kunnen halen
  • Een kort bericht kunnen schrijven
  • Op basis van een tekst je kunnen inleven in een personage en een voicemailbericht voorbereiden
Les 3
  • Een voicemailbericht kunnen inspreken en beluisteren
  • Aantekeningen kunnen maken en informatie ordenen
Les 4
  • Een fictiefragment kunnen lezen
  • Teksten globaal kunnen lezen en op basis daarvan een voorspelling kunnen doen
  • Een fotovideo bekijken en op basis daarvan je voorspelling controleren
Les 5
  • Een fictiefragment kunnen lezen
  • Je kunnen inleven in een perspectief
  • Een keuze kunnen beargumenteren en presenteren
Les 6
  • Een fictiefragment kunnen lezen
  • Kunnen luisteren naar een instructie en op basis daarvan een routebeschrijving kunnen tekenen
  • Een flaptekst kunnen lezen en met die informatie einde van het verhaal bedenken
  • Op basis van de theorie Verhalen schrijven of Nieuwsbericht schrijven een schrijfplan kunnen maken voor
    een verhaal of nieuwsbericht
Les 7
  • Beoordelingscriteria voor het schrijven van een verhaal of nieuwsbericht kunnen bepalen
  • Een fictietekst of nieuwsbericht kunnen schrijven.
Les 8
  • Feedback kunnen geven en ontvangen
  • Op basis van feedback een tekst kunnen reviseren
Les 9
  • Elkaars schrijfproduct kunnen beoordelen
  • Een schrijfproduct kunnen presenteren
  • Een fictiefragment kunnen lezen
Ontdek de kracht van beter leren.
Blink maakt gebruik van cookies

Met behulp van deze cookies kunnen we informatie verzamelen over het gebruik van de website, onder andere om deze te analyseren en te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om je buiten onze website relevante aanbiedingen te tonen. En worden er tracking cookies geplaatst door social media-netwerken. Door op 'Ok' te klikken stem je in met het plaatsen van cookies. Wil je niet alle soorten cookies toestaan, klik dan op 'Cookie instellingen aanpassen'. Meer informatie over cookies.

Wij gebruiken de volgende cookies:

We slaan je instellingen op in een cookie. Wil je later je instellingen wijzigen? Verwijder dan de cookies via je browser.

Cookie instellingen